De quotumregeling
(Overgenomen uit VILT april 2005)
Lente in het Pajottenland. In de weiden wiegen de opfleurende knotwilgen op het ritme van een aarzelende zuidwestenwind. De hoogstamboomgaarden die onversaagd standhouden in het boerenlandschap verraden met hun bloesems de wat naïeve gelukzaligheid die als een ongrijpbare zweem over deze streek hangt. We lopen net niet Guido Gezelle tegen het lijf wanneer we opdraaien aan het kerkje van het pittoreske Bogaarden.
Even verderop huurt André Leroy een historische hoeve. De kromme kasseien en afgeleefde bakstenen ademen een lange boerentraditie uit. Het gebouw is dan ook geklasseerd en dat baarde de boer meer zorgen dan hem lief is. Zes jaar duurde het om een vergunning vast te krijgen voor een nieuwe stal. De toekomst van zoon Wim op de gemengde boerderij met akkerbouw en melkvee heeft aan een zijden draadje gehangen. Nu die onzekerheid achter de rug is, kan hij weer verder vooruit in het leven kijken. “Als ouder ben je natuurlijk chauvinist”, fluistert André ons in het oor. “Maar ik vond hem echt wel de beste tijdens de eerste aflevering van ‘Boer zkt vrouw’.
1984: de shock
“Ik ben zelf nog gaan betogen tegen het Plan Mansholt, maar eigenlijk had de man het met zijn herstructureringsplannen voor de landbouw bij het rechte eind. De overlevingsstrijd van de kleine keuterboeren op het platteland schreeuwde om een sociaal verantwoorde oplossing”, mijmert André. “De politici die na hem kwamen, hebben echter nagelaten de productiestijging te temperen uit vrees om de tewerkstelling op de boerenbuiten een nieuwe knauw te geven. Dat is nogal een verschil met de huidige politieke context: nu zijn zelfs de linkse politici liberaal geworden (lachje)”.
Door zijn ongeremde stimulansen voor rationalisering en specialisatie stuurde het Europese landbouwbeleid af op torenhoge productieoverschotten. De burgers konden het niet meer slikken. In 1984 botste de melkveehouderij tegen een onontkoombare historische mijlpaal aan: de invoering van melkquota in alle EU-lidstaten. Boeren mochten voortaan niet meer melk leveren dan hun productieniveau van 1980 verminderd met nog eens tien procent. “Dat was het einde van de vrije landbouw en het begin van de dictaten”, vertelt André. “Dit is ook de periode dat een pak boeren hun vertrouwen in de politiek zijn kwijtgeraakt. Er waren boeren met voorkennis die net vóór de instelling van de quota nog vlug investeringen in de melkveehouderij gepland hebben en op die manier supplementaire productierechten binnenrijfden. Sommigen hebben vandaag nog steeds moeite om het destijds verworven quotum vol te melken”.
25 jaar geleden melkte André nog dubbeldoelkoeien van het Wit-blauw ras. “De specialisatie richting melkvee en vleesvee was volop aan de gang en de quotumregeling heeft die evolutie nog versneld. Zelf schakelde ik over op zwartbonte Holsteinkoeien. In al die jaren is mijn melkproductie gestegen van 3.000 naar 8.000 liter. Om rendabel te blijven, is mijn quotum moeten meegroeien van 100.000 naar 330.000 liter”. Waren de opgelegde melkquota achteraf bekeken geen zegen? “Het is geen slechte zaak geweest. Door de aanbodbeheersing maakte de melkprijs alvast een sprong omhoog”.
Te veel mobiliteit
Sinds 1984 kleeft het quotum aan de melkveehouder als een persoonsgebonden productierecht. Aanvankelijk was het niet verhandelbaar. Maar ook boeren gaan nu eenmaal met pensioen en bovendien kozen nogal wat veehouders voor de dikbillen. De verdeling van de hierdoor vrijgekomen melkquota gebeurde onder jongeren. Die regeling frustreerde alle andere melkveehouders met gezonde bedrijfsambities. Dus werd in 1987 een mobiliteitsregeling ingevoerd. Voortaan konden boeren quota kopen bij collega’s mits inlevering van tien procent productierecht. Die ging naar een nationale reserve die de bijeengesprokkelde liters melk gratis verdeelde onder startende melkveehouders.
Om te beletten dat de productierechten in België geografisch zouden verschuiven naar regio’s met overwegend gespecialiseerde melkveebedrijven zouden diverse mechanismen de vrije markt flink begrenzen. Dat gebeurde door de instelling van quotumplafonds en de 30 kilometer-regeling. Die bepaalt dat een boer enkel een melkquotum kan overnemen van een collega die zich in een straal van dertig kilometer rond zijn eigen bedrijf bevindt. Bovendien bepaalt Europa dat per quotumoverdracht van 20.000 liter een hectare grond mee moet getransfereerd worden.
“In de praktijk werkten al die beperkingen niet”, herinnert André zich. “De 30 kilometer-regeling werd omzeild met tussenstations die dienst deden als brievenbus bij de transactie van quota. Ook de Europese regel die het productierecht een grondgebonden karakter wil geven, slaagde niet in zijn opzet. Veel mensen die omschakelden naar een andere bedrijfstak wilden wel hun quotum kwijt maar niet hun landbouwgrond. Door een gebrek aan controle waren al die bepalingen makkelijk te omzeilen”. In de loop der jaren werden de gevolgen in een aantal regio’s pijnlijk duidelijk: de quotumprijs werd voor een pak veehouders haast onbetaalbaar.
Quotumfonds
Om die prijsstijging in te dammen, legde het quotumfonds in 1996 de vrije mobiliteit aan banden. Het was nog wel mogelijk om quota te verkopen aan startende boeren en aan bedrijfsovernemers, maar alle andere transacties van productierechten moesten passeren langs het fonds, met een ingestelde prijs van 15 frank per liter. “Je moet weten dat voordien de prijzen in de Noorderkempen opgelopen waren tot 80 frank en in het Pajottenland tot 40 frank. Aan de nieuwe prijs wilde niemand nog verkopen en dus verzamelde het fonds nauwelijks melkquota. Bedrijven die in die periode wilden uitbreiden, waren de klos”.
Het immobilisme duurde zeven jaar, maar volgens André Leroy voelde een meerderheid van de melkveehouders zich niet slecht bij het systeem uit vrees dat een liberalisering de quotumprijzen weer zou doen stijgen. Na oeverloze besprekingen tussen landbouworganisaties hakte toenmalig landbouwminister Vera Dua in februari 2003 de knoop door: 60 procent van het melkquotum kan vrij verhandeld worden en de overblijvende 40 procent zou nog steeds aan een vaste (lees: lagere) prijs via het fonds aangeboden worden. Door de vrije markt aan te zwengelen zouden er meer melkrechten verhandeld worden en op die manier zou het fonds ook beter gespijsd worden voor minder kapitaalkrachtige melkveehouders die zich niet op de vrije markt willen begeven.
“Maar we hadden onze les uit het verleden wel geleerd”, vertelt André. “We koppelden opnieuw beperkingen aan de liberalisering die dit keer wél streng zouden gecontroleerd worden. We bouwden een streng toezicht in op de hectare grond die per pakket van 20.000 liter melkquotum moet overgedragen worden. Er kwamen ook reglementeringen die het omzeilen van de 30 kilometer-bepaling onmogelijk maakten”. Maar het bereikte compromis hield niet lang stand. Nauwelijks was de nieuwe 60/40-regeling van kracht wanneer de landbouworganisaties alweer aan tafel zaten om te onderhandelen over een nieuwe bijsturing.
Melkquota naar de beurs?
Op 1 april is het nieuwe melkjaar van start gegaan. Met nog maar eens een nieuwe quotumregeling. Naast een administratieve vereenvoudiging is er ook sprake van een aantal accentverschillen. André Leroy: “De quotumplafonds voor grote bedrijven zijn gedeeltelijk opgeblazen aangezien ze voortaan hun quotum jaarlijks mogen aandikken met 15.000 liter. Jonge melkveehouders krijgen een zwaarder gewicht bij de herverdeling van de melkquota uit het fonds. Verder is er voortaan geen controle meer op de grondgebondenheid”. Maar is die laatste bepaling geen aanfluiting van de Europese regels? “Ach, in Nederland lappen ze die regel al jaar en dag aan hun laars”.
Of het nieuwe compromis langer zal standhouden dan de vorige akkoorden? “Ik ben al acht jaar betrokken bij de besprekingen en iedere keer dachten we dat het nieuwe compromis jaren zou meegaan. Schrijf maar op dat volgend jaar de poppen opnieuw aan het dansen zullen gaan. Dat is een onleefbare situatie want de melkveehouders wensen eindelijk bedrijfs- en rechtszekerheid. Daarom zijn we in andere landen gaan rondkijken naar totaal andere quotumsystemen die geen aanleiding geven tot aanhoudende onrust. Zo zijn we op het Duitse systeem gestoten dat een kopie is van het Deense systeem”.
De quotumregeling in Duitsland hanteert een beursmechanisme met een prijsdrukkend effect. “Wie er te hoog boven de gemiddelde prijs zit, kan niet kopen of verkopen. Door deze afroming en de permanente herberekening van nieuwe gemiddeldes wordt de prijs voortdurend laag gehouden”. Of het denkbaar is dat het systeem op korte termijn overwaait naar Vlaanderen? “In dat geval is een nieuw decreet nodig, maar we hebben bij de collega’s van de andere beroepsorganisaties gemerkt dat er bereidheid is om hierover te praten. Stiekem hopen we nog dit jaar hierover een akkoord te bereiken”.