Ga naar de inhoud

In dit artikel wordt aandacht besteed aan de productie en het vervoer van de diervoeders in de sectoren pluimvee, varkens en runderen. De problematiek wordt benaderd vanuit ecologische, agro-ecologische en sociaal-maatschappelijke gezichtspunten.
Sojabonen en derivaten daarvan zijn het voornaamste aandachtspunt.

Uitgangspunt is het gegeven dat de EU jaarlijks ongeveer 45 miljoen ton sojabonen en derivaten daarvan importeert. De derivaten in de vorm van sojameel en in mindere mate in de vorm van sojaolie vormen het merendeel van deze import. Nog onverwerkte bonen maken ca 35% uit van de import; zij worden in de EU verwerkt en leveren in hoofdzaak olie en sojameel/sojakoeken op. De olie wordt bestemd voor menselijke voeding en voor zeer uiteenlopende industriële toepassingen en ook brandstof; het sojameel gaat grotendeels in de veevoeders; een klein deel wordt verwerkt in menselijke voeding.

[Soms wordt voor sojameel/sojakoeken het woord sojaschroot gebruikt om daarmee aan te duiden dat het een nevenproduct/afvalproduct zou zijn van de oliebereiding uit de sojaboon. Hoe dan ook, dit nevenproduct is zeer eiwitrijk en de eiwitten zijn van een hoge kwaliteit. Ze zijn geschikt voor verwerking in diervoeders, maar even goed geschikt voor directe menselijke voeding.]

Een fundamentele onevenwichtigheid in de handel is het feit dat op sojabonen en sojameel aan de grenzen van de EU geen douaneheffingen van toepassing zijn. Dit in tegenstelling tot sojaolie en vrijwel alle andere agrarische grondstoffen en producten.

Onze aandacht gaat uit naar de verwerking van sojameel en sojakoeken in de diervoeders. Grof geschat gaat het in de diervoedersector van de EU-25 om ongeveer 35 miljoen ton per jaar.

Verschillende situaties en stadia moeten onder ogen worden gezien:

– de sojaboonteelt en –verwerking in de landen van oorsprong

– het transport lokaal en transcontinentaal

– de sojaboonverwerking in de EU

– het transport binnen de EU

– de toepassing van sojameel/koeken in de diervoeders in de EU

– de mestuitscheiding en –verwerking in de EU.

Bovengenoemde stadia kunnen worden beschouwd vanuit economische, ecologische en sociaal-maatschappelijke gezichtspunten. Ook het energetisch aspect speelt in alle stadia een rol.

Door een agrarische bril gezien komen vrijwel alle eerdergenoemde aspecten aan bod afgezien van het transport en afgezien van de verwerking van de sojabonen.

Essentieel vanuit agrarisch oogpunt is het feit dat in de landen van oorsprong sprake is van bodemverarming door het onttrekken van nutriënten en van de andere kant overmatige bodemverrijking in de EU-landen als gevolg van overbemesting leidend tot vervuiling van oppervlakte- en grondwater.

Het kijken naar het sojavraagstuk door drie brillen: resp. de economische, ecologische en sociaal-maatschappelijke bril lijkt aanvaardbaar mits de communicatie over en weer niet uit het oog wordt verloren en het energetisch aspect niet wordt vergeten.

In deze tekst wordt de aandacht geconcentreerd op de (agro-)ecologische en sociaal-maatschappelijke aspecten. Economische aspecten komen zijdelings aan bod.

 

DE SOJABOONTEELT – DE LANDBOUW – HET LAND

 

1. Ecologische en agro-ecologische aspecten

 1.1 Gronden waarop de sojaboon wordt geteeld

1.1.1 bestaande agrarische bedrijven die sojateelt inpassen in hun teeltplan op bestaande akkers

Hier gaat het om kleine tot middelgrote bedrijven tot ca 300 ha. Meestal zijn het familiale bedrijven.

1.1.2 ontginningen zoals in de Cerrado (savanne) of in (oer)wouden

Hier gaat het om grote tot zeer grote bedrijven, zelden kleiner dan 300 ha. Veelal zijn dit bedrijven waarop een grootgrondbezitter een zetbaas plaatst in de  vorm van contractteelt.

1.1.3 de verkaveling en de schaal daarvan

Bestaande agrarische bedrijven zijn vrijwel altijd ingepast in het landschap en afgestemd op de natuurelementen. In Brazilië geldt daarbij in het bijzonder de 20%-regel, inhoudende dat 20% van de tot de boerderij behorende gronden voorbehouden blijven aan de natuur.

1.1.4 de samenhang met natuurelementen zoals waterlopen, beken en rivieren, bossen, beemden, struikgewas en ook delen die door hun structuur zoals rotspartijen of sterke geaccidenteerdheid niet in aanmerking komen voor akkerbouw. Situaties waar dit overheersend aan de orde is, worden gemeden door de grote sojatelers.

 

1.2 Condities voor een duurzame akkerbouw

1.2.1 een gezond evenwichtig bodemleven

Op de ontginningen is geen sprake van een gezond bodemleven; monocultuur van soja, toepassing van veel kunstmest en van bestrijdingsmiddelen geeft een gezond bodemleven geen kans.

1.2.2 teeltrotatie

Op de traditionele bedrijven is teeltrotatie gangbaar. Afwisseling van soja en maïs of in de meer gematigde zones ‘s zomers soja en ‘s winters groenvoeders voor het vee. In de warmere klimaatzones wordt op de ontginningen twee tot zelfs driemaal jaarlijks soja geteeld totdat de bodem volledig is uitgeput.

1.2.3 voorkomen van bodemerosie door water en wind – effecten van "no till"

Op de ontginningen is "no till" sterk in opmars.
Het niet ploegen van de bodem ("no till") vóór het inzaaien heeft voordelen want het is arbeidsbesparend en vermindert de kans op erosie. Nadeel is dat op andere wijze het onkruid moet worden onderdrukt, meestal door een bespuiting met paraquat o.d. met nadelige gevolgen voor mens en milieu.

Er zijn ander middelen om bodemerosie te beperken: zorgen voor een gezond bodemleven en het aanleggen van contourruggen en het in samenhang daarmee ploegen van de bodem volgens de hoogtelijnen.

1.2.4 voorkomen van plantenziektes

Een van de motieven voor teeltrotatie is het voorkomen van plantenziektes. Teeltrotatie wordt op de ontginningen vrijwel steeds verwaarloosd wat dwingt tot andere vormen van bestrijding zoals besproeien met pesticiden.

1.2.5 beheersen van ongewenste insecten

Ook hier speelt teeltrotatie een rol, en bij verwaarlozing daarvan is sproeien met insecticiden noodzakelijk.

1.2.6 verlies aan nutriënten

Op de lange duur gezien betekent de monocultuur van sojabonen een gigantisch verlies aan nutriënten.

1.2.7 beheersen van ongewenste nevengewassen (onkruiden)

Bij het achterwege blijven van ploegen en teeltrotatie is onkruidbestrijding alleen mogelijk door besproeiing, in geval van RR-soya met Roundup, omdat de sojaplant daar niet onder lijdt. De mens en het milieu lijden er echter wel onder (Zie Benbrook). Ook heeft deze besproeiing nadelige invloed op het bodemleven en op het vermogen van de sojasplant om stikstof te binden aan zijn wortelgestel in samenwerking met de Rhizobium bacterie.

1.3 Aard en omvang van de bedrijfsvoering

1.3.1 gemengd bedrijf of uitsluitend akkerbouw

De sojateelt op de ontginningen is ontkoppeld van de veelteelt. Bemesting van de akkers geschiedt met chemische meststoffen. Bij de traditionele bedrijven is vaak wel sprake van gemengde bedrijfsvoering, hetzij binnen het eigen bedrijf hetzij in samenwerking tussen akkerbouwers en veetelers.

1.3.2 de grootte van het bedrijf

Twee grenzen zijn in Latijns-Amerikaans kader zinvol: 30 en 300 ha.

Tot 30 ha zijn de meeste bedrijven gemengd en laag gemechaniseerd; kenmerkend is dat de toepassing van stalmest overheerst en dat er geen gebruik wordt gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen. Teelten roteren.

Tussen 30 en 300 ha komen bedrijven voor van verschillend karakter:

a. gelijksoortig aan die tot 30 ha, maar wel al met enig gebruik van chemische insecticiden en toegenomen mechanisatie; vaak nog mechanische onkruidbestrijding.

b. idem maar hoog gemechaniseerd en naast gebruik van chemische insecticiden ook een matig herbicidengebruik.

Bij a. en b. neemt teeltrotatie af. Bemesting gebeurt hoofdzakelijk met kunstmest.

Boven 300 ha: louter akkerbouw; geen teeltrotatie; in het algemeen "no till" en bij gevolg een relatief lagere mechanisatiegraad dan bij sommige middelgrote bedrijven, immers de bodembewerking valt voor een groot deel weg. Hoge inzet van chemische bestrijdingsmiddelen. Bodemverbetering door toevoeging van kalk. Bemesting uitsluitend met kunstmest.

1.3.3 de diversiteit van gewassen

De agrobiodiversiteit, dwz. de diversiteit aan landbouwgewassen neemt af met de toenemende grootte van de bedrijven. Ook de natuurlijke biodiversiteit lijdt meer schade naarmate de bedrijven in omvang toenemen.

1.3.4 de mate waarin kringlopen gesloten worden (per bedrijf of lokaal tussen meerdere bedrijven)

Alleen de kleinere bedrijven kennen een gesloten kringloop; bij de grote bedrijven ontbreekt deze volledig.

1.3.5 energie-inzet op het bedrijf

De brandstofinzet is het grootst bij de middelgrote bedrijven, maar omdat bij de grote bedrijven de toepassing van chemische mest- en bestrijdingsmiddelen met de daarbij behorende energie-inhoud doorweegt, leggen per saldo de grotere bedrijven het meeste beslag op fossiele brandstoffen. (zie Sojadossier van Wervel, 2003-16)

 

2. Sociaal-maatschappelijke aspecten

 2.1 De mens en de arbeidssituatie

2.1.1 de arbeidssituatie bij de ontginning

In Brazilië wordt nog steeds melding gemaakt van arbeidsverhoudingen die vergelijkbaar zijn met slavenarbeid (GP, 2006-5, -31.)

2.1.2 de arbeidssituatie op het akkerbouwbedrijf

In Brazilië wordt nog steeds melding gemaakt van arbeidsverhoudingen die vergelijkbaar zijn met slavenarbeid (GP, 2006-18, -32.) Idem in Argentinië (Benbrook).

2.1.3 migratie

Inheemse gemeenschappen worden verdreven omwille van de ontginningen in oerwouden en savannes, maar ook omwille van een gewijzigde landbouwopvatting in al lang bestaande agrarische omgevingen. (GP, 2006-9, -17, -23, -30, -39)

 

2.2. Grondsituatie

2.2.1 wetgeving en –handhaving in zake onroerend goed

Tekortschietende wetgeving en vooral wethandhaving (GP, 2006-23, -27, -30, -39)

2.2.2 eigendom

Tekortschietende kadastrale registratie; dubbel registratie van eigendom (GP, 2006-9, -13). De rechtszekerheid van de meestal kleinere grondeigenaar is allerminst verzekerd (GP, 2006-9, -13, -27).

2.2.3 pacht

Onzekerheid betreffende pachtrechten; zie ook Luc Vankrunkelsven, Kruisende schepen in de nacht. Soja over de oceaan, 2005-152 ev.

2.2.4 zwakkere vormen van gebruiksrechten

In onze streken bestonden eeuwen geleden "de gemene gronden"; in Latijns Amerika bestaat dat nog steeds: "public lands". Maar deze gebieden worden soms door particulieren ingepikt of er worden door deze gebieden clandestien wegen aangelegd. (GP, 2006-9, -13, -27, -29, -30).

 

2.3. Ruimtelijke ordening

2.3.1 gemeenschapsvormen en woonkernen, dorpen en stadjes

Door gewijzigde landbouwpatronen gaan gemeenschappen te gronde. In Argentinië wordt gemeld dat stadjes en dorpen leeglopen wegens arbeidsuitstoot in de landbouw; één landarbeider kan 200 à 300 ha soja aan. (De Morgen van 28 maart 2007: Sojateelt veegt achthonderd Argentijnse stadjes van de kaart, door Koen Vidal)

2.3.2 verhouding landbouw met natuur in groter verband

Voor de landbouwmechanisering staat per definitie alles in de weg; ieder boom, iedere struik is teveel; een waterloop of beek hindert; perceelscheidingen zijn overbodig. Communicatie over en weer tussen landbouw en natuur is niet langer denkbaar terwijl toch landbouw deel uitmaakt van het ecologische geheel.

2.3.3 infrastructuur in de vorm van wegen, waterwegen, spoorlijnen

Ontsluiting is een noodzaak voor de ontwikkeling van een gebied. De aanleg van de BR163 vanuit het zuiden naar Santarém in het Amazonegebied is daarvan een berucht voorbeeld.

– gevecht om grondverwerving langs beide zijden van de BR163 (GP, 2006-27)

– bedreiging voor de inheemsen

2.3.4 bedrijventerreinen (eigen verwerking van grondstoffen)

Santarém is bekend om de illegale vestiging van een overslag- en verwerkingsbedrijf van sojabonen, opgezet door Cargill. (GP, 2006-37 ev.)

Toch moet een gestructureerde en legale vestiging van bedrijven die eigen grondstoffen ("commodities") verwerken niet worden afgewezen. Zij bieden een kans om uit de landbouw uitgestoten arbeidskrachten op te vangen. (GP, 2006-9)

 

2.4 Voorzieningen

2.4.1 levensmiddelen, kleding, gebruiksgoederen

Van de werkgever onafhankelijke verkoop van levensmiddelen, kleding, en gebruiksgoederen is een voorwaarde. (GP, 2006-32)

2.4.2 gezondheidsvoorzieningen / onderwijsvoorzieningen

Door het wegvallen van gemeenschapsvorming (zie 2.3.1) valt de grond weg onder de noodzakelijke basisvoorzieningen.

2.4.3 waterinfrastructuur

Zowel de drinkwatervoorziening als het beheer van de natuurlijke waterstromen is een belangrijke zorg voor de overheid.                     

 

2.5 De rol van de overheid

In Latijns-Amerikaanse landen is er sprake van tekortschietend overheidsoptreden. Aan de ene kant moet wetteloos handelen worden voorkomen; aan de andere kant moeten basisvoorzieningen worden ingericht en instandgehouden.

– oprollen van haarden van slavenarbeid (GP, 2006-5, -31)

– bestrijden van misdaad zoals platbranden van woonsten (GP, 2006-38)

– voorkomen en bestrijden dat kleine boeren van hun gronden worden verjaagd (GP, 2006-9)

– grondregistratie (GP, 2006-9, -13, -27, -29)

– onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen

– waterinfrastructuur

– ruimtelijke ordening.

Vanuit de Braziliaanse vakbond van familiale boeren, Fetraf, wordt geklaagd over de overdreven aandacht van de overheid voor de exportlandbouw en het verwaarlozen van de eigen voedselvoorziening waardoor de voedselsoevereiniteit van het land wordt aangetast. Veel overheidssteun gaat naar de grote sojabedrijven en zeer weinig naar de kleine boeren, die zorgen voor de voedselvoorziening van het eigen volk en daarnaast ook nog bijdragen aan de sojaopbrengsten van het land.

 

2.6 De rol van internationale organisaties

Voor de bedenkelijke rol van het aan de Wereldbank gelieerde IFC, zie GP, 2006-18.

De Washington consensus (opengooien van (voedsel)markten en opheffen van douanetarieven) wordt door Fetraf afgewezen. De rol van Mercosul, de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds wordt door Fetraf sterk becritiseerd, zie WTO en voedselstromen Brazilië-Europa, Wervel-Fetraf, juni 2005.

 

DE TOEPASSING VAN SOJAMEEL/KOEKEN IN DE DIERVOEDERS IN DE EU

De sojaproducten worden hoofdzakelijk verwerkt in diervoeders, vooral in het voeder van varkens en kippen. De eiwitefficiëntie is gering tot zeer gering: bij kippen ca 50%; bij varkens ca 30% en bij runderen 15 à 20%.

De mestuitscheiding en mestverwerking leiden in bepaalde delen van de EU, waar de intensieve veehouderij sterk is vertegenwoordigd, tot grote problemen en hoge kosten, die voor een belangrijk deel geëxternaliseerd blijven. Dat geldt in het bijzonder voor de vervuiling van oppervlakte- en grondwater.

Wat betreft de aankoop van sojabonen en –meel valt te bedenken dat sommige soja, zoals hierboven is uiteengezet, belast is door ecologische en/of sociale misstanden op of nabij de akkers van herkomst. "Traceability", dwz. certificering is onontkoombaar als we willen komen tot CSR (= corporate social responsibility) of MVO (= maatschappelijk verantwoord ondernemen), dwz. er moet inzicht zijn in de keten vanaf de soja-akker.

Als richtsnoer voor de handel in sojabonen en sojaproducten om te komen tot maatschappelijk verantwoorde diervoederstromen kunnen de Basel criteria uit augustus 2004 dienen, mits aangevuld met een aantal agro-ecologische criteria en mits gespecificeerd per land en zelfs per landsdeel (Brazilië bvb. kent een gematigde, maar ook een tropische klimaatzone; bovendien is in de deelstaten sprake van onderling afwijkend landbouwbeleid).

aantekeningen:

Waar verwezen wordt naar GP wordt bedoeld de Greenpeace-uitgave Eating up the Amazon, april 2006.

Benbrook is een Amerikaanse onderzoeker, die zich gespecialiseerd heeft in de sojateelt. Van hem zijn talloze publicatie bekend, o.a. over de Argentijnse situatie (author: Charles M. Benbrook, Benbrook Consulting Services; Ag BioTech InfoNet; Technical Paper Number 8; Januari 2005)

Gert Coppens, voor Wervel, 10 april 2007