Cancun 2003
De centrale boodschap van het samenwerkingsverband is dat de WTO en de handelsliberalisering terug op hun plaats moeten gezet worden: niet boven maar onder sociale, milieu en ontwikkelingsbekommernissen.
De agenda van de volgende ministerconferentie is tweeërlei:
1. een doorbraak realiseren in de onderhandelingsronde die tijdens de vorige WTO-top in Doha in 2001 werd gelanceerd voor een verdere vrijmaking van de wereldeconomie. Veel heeft deze zogenaamde “ontwikkelingsronde” nog niet opgeleverd, het minst nog voor de ontwikkelingslanden zelf.
2. een beslissing nemen over de uitbreiding van de onderhandelingen en dus van de WTO bevoegdheden met vier nieuwe thema’s, namelijk investeringen, overheidsaanbestedingen, concurrentieregels en “handelsvergemakkelijkende maatregelen”.
Onderstaande organisaties roepen de nieuwe Belgische regering op om deze conferentie van Cancun aan te grijpen om te ijveren voor een échte trendbreuk in de huidige, neoliberale, globalisering. De werkelijkheid spreekt het adagio van de WTO tegen dat stelt dat liberalisering de rechte weg is naar evenwichtige groei en welvaart. Het proces van vrijmaking van de wereldeconomie, zoals zich dat nu afspeelt, wordt immers gekenmerkt door een meedogenloze concurrentie waarin landen, regeringen, bevolking en werknemers systematisch en op alle vlakken tegen elkaar worden uitgespeeld. Sociale bescherming, loon- en arbeidsvoorwaarden, levenskwaliteit en overheidssturing om publieke belangen, volksgezondheid, milieu of dierenwelzijn te beschermen of te bevorderen, zijn de dupe van deze bittere competitie. Men bouwt geen economisch paradijs op een sociaal, ecologisch, cultureel en politiek kerkhof.
De WTO heeft alleen oog voor het opheffen van handelsbelemmeringen en houdt processen van sociale en ecologische dumping in stand. Regeringen die niet-commerciële belangen proberen voorrang te geven, worden door WTO-disciplines aan banden gelegd
In weerwil met haar democratische façade (één land, één stem), wordt de WTO beheerst door de rijke industrielanden. Via de WTO leggen zij ontwikkelingslanden een ontwikkelingsmodel dat noch aangepast noch duurzaam is. Dit leidt tot handelsakkoorden die vooral de belangen van de industrielanden in het Noorden behartigen ten koste van de belangen van de meerderheid van de WTO-leden. Dit is noch zinvol, noch duurzaam noch democratisch.
De besluitvormingsprocessen in de WTO moeten dus herzien worden om ze doorzichtiger te maken en een reële participatie toe te laten van alle lidstaten. De integratie van de WTO in het systeem van de Verenigde Naties kan daar zeker toe bijdragen.
Er moet tevens een grondige evaluatie komen van de gevolgen van sociale en ecologische dumping en van de economische, sociale, gender-, culturele en milieu-impact van het WTO-beleid, met oog op een heroriëntering ervan.
In het licht van de crisis waarmee de internationale gemeenschap momenteel geconfronteerd wordt, roepen onderstaande organisaties op tot een versterking van het multilateralisme, en van de Verenigde Naties in het bijzonder. Dit betekent dat er een wereldbestuur moet komen waarin de Verenigde Naties (Wereldgezondheidsorganisatie, UNDP, FAO, UNEP, ….) en de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie) niet langer het zwakke broertje zijn van de WTO, het IMF en de Wereldbank maar daarentegen het sociale, ecologische en maatschappelijke kader aanreiken waarbinnen de wereldeconomie zich moet ontwikkelen.
Het gehele concept van de WTO en zijn rol in de global governance moet dus herbekeken worden. Voor de Belgische regering kan de Conferentie van Cancun al het aangrijpingspunt zijn voor de verwezenlijking van de volgende punten:
Sociale aspecten staan niet op de onderhandelingsagenda van Doha en Cancun. Nochtans kan internationale handel niet losgekoppeld worden van de fundamentele sociale rechten. Daarom moeten de WTO-leden voor Cancun erkennen dat de handelsbesprekingen niet blind mogen gericht zijn op het vrijmaken van de handel, maar dat er rekening moet gehouden worden met sociale aspecten door op wereldvlak een sociale vloer af te spreken. Voor of tijdens de 5e ministerconferentie moet er dan ook een sterkere band en coördinatie tussen de WTO en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) overeengekomen worden.
In de ministeriële declaratie van Doha werden milieu-aspecten voor het eerst als een apart onderhandelingspunt opgenomen. De onderhandelingsagenda hierover blijft echter uiterst beperkt en de tekst is dubbelzinnig. Om het milieu te beschermen tegen de negatieve effecten van vrijhandel, moet de WTO zich in de eerste plaats schikken naar de multilaterale milieuakkoorden en moeten er inspanningen geleverd worden om tot meer sterke multilaterale milieu -akkoorden te komen. Milieu- en gezondheidsbescherming via toepassing van het voorzorgsprincipe en van product – en procesnormen, mag niet langer als handelsbelemmerend worden beschouwd door de WTO.
Ontwikkelingsthema’s staan wél al op de agenda van de WTO. Ontwikkelingslanden hebben ze daar geplaatst: transparantie en inspraak, operationalisering van de “bijzondere en gedifferentieerde behandeling”, oplossing van de uitvoeringsproblemen van de bestaande akkoorden zoals de toegang tot medicijnen. Stuk voor stuk dossiers die behoren tot het rechtzetten van de onevenwichten van de Uruguay Ronde, maar die industrielanden alsmaar laten aanslepen, om ze te kunnen gebruiken als pasmunt of instrumenten voor hun eigen agenda, in het bijzonder voor de uitbreiding van de WTO-bevoegdheden. Dit moet stoppen: nog voor Cancun moet er een belangrijke doorbraak in deze dossiers worden gerealiseerd.
• Behalve een hervorming van de geschillenregeling bevat de Doha-agenda geen institutionele kwesties. Nochtans is er een grote nood aan meer democratie en transparantie in de beslissingsprocessen en procedures van de WTO. Dit impliceert ook dat er een einde gesteld wordt aan de verwarring tussen de wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke bevoegdheden van de WTO, aan de praktijk van geheimhouding in het functioneren van de meeste WTO-organen, aan de praktijk van de “Green Room” en de “Mini-ministeriële conferenties” en aan de schijndemocratie die berust op de methode van de impliciete consensus.
Op het Europees niveau moet het onderhandelingsmandaat toevertrouwd aan de Europese Commissie onderworpen worden aan de instemming en het toezicht van het parlement en getoetst worden aan een ruim publiek debat.
In België zou het parlement jaarlijks een dwingend rapport moeten opstellen over het Belgische WTO beleid, na de regering en de verschillende actoren van de civiele maatschappij, vakbonden, NGO’s, verenigingen, te hebben gehoord.
• Openbare diensten en diensten van algemeen belang moeten uitgesloten worden van de onderhandelingen over de liberalisering van diensten. Deze diensten moeten ten volle en zonder druk van privatisering of deregulering hun sociale rol kunnen blijven spelen.
De regulerende capaciteit van overheden mag niet ondermijnd worden door de privé-sector via WTO-disciplines. Overheden moeten ook kunnen terugkomen op een liberaliseringsmaatregel waarvan ze vaststellen dat die desastreuze gevolgen veroorzaakt, en dit na een redelijke termijn, maar zonder dat hiervoor een prijs moet betaald worden.
Gezien het belang van de financiële sector in de economische ontwikkeling en stabiliteit moet liberalisering in deze sector met de grootste omzichtigheid behandeld worden
• Ook in de landbouwonderhandelingen is geen vooruitgang geboekt. Door de liberalisering van de landbouwmarkten en de exportsubsidies in vele industrielanden zijn de prijzen voor landbouwproducten niet meer representatief voor de productieve en sociale realiteit van de meerderheid van de boer(inn)en. Vaak leiden ze zelfs naar een vernietiging van familiale landbouwbedrijven en andere jobs in de landbouwsector. Rechtstreekse en onrechtstreekse exportondersteuning moet worden afgeschaft. De overige landbouwsubsidies moeten geheroriënteerd worden naar duurzame rurale ontwikkeling door de bestrijding van rurale armoede, de verbetering van arbeidsvoorwaarden en de promotie van dierenwelzijn en ecologische duurzaamheid. Om zich tegen goedkope invoer te verdedigen, moeten landen, en in het bijzonder ontwikkelingslanden de mogelijkheid hebben importbeperkende maatregelen te treffen zoals heffingen en kwantitatieve beperkingen. Rijke landen moeten gereguleerde en preferentiële markttoegang verlenen aan ontwikkelingslanden.
Er moeten internationale sluitende afspraken worden gemaakt rond productiebeheersing (o.m. onder de vorm van quota) om overproductie en de ineenstorting van prijzen tegen te gaan.
• De problemen rond de toegang tot essentiële geneesmiddelen hebben de controverse rond het TRIPS-akkoord nog doen toenemen. Aangenomen onder druk van de farmaceutische industrie, leidt TRIPS tot de privatisering van kennis en levensvormen en tot de vorming van monopolies. TRIPS ondermijnt de Biodiversiteitsconventie, hindert de toegang tot medische zorgen en geneesmiddelen en belet arme landen om levenskwaliteit te verbeteren en hun technische kennis te ontwikkelingen. TRIPS hoort niet thuis in de WTO. Water, lucht, zaaigoed en het leven moeten worden beschouwd als delen van het onvervreemdbare menselijke erfgoed en dus ontrokken worden aan de logica van de markt. Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de begrippen uitvinding en ontdekking en octrooien moeten beperkt blijven tot uitvindingen.
Elk land moet het recht hebben om essentiële generische geneesmiddelen te produceren of in te voeren, in het bijzonder (maar niet alleen) de nodige middelen ter bestrijding van epidemies zoals AIDS, malaria, longontsteking of tuberculose. Indien de industrielanden in de WTO een herziening van het TRIPS-akkoord blokkeren, dringt een moratorium op de uitvoering ervan zich op.
• Marktoegang voor niet-landbouwproducten is een onderwerp dat de industrielanden op de agenda hebben geplaatst. In plaats van algemene tariefverlagingen die industrielanden en ontwikkelingslanden in gelijke mate treffen, moeten ontwikkelingslanden het recht behouden hun zwakkere industrieën en hun handelsbalans te beschermen en de eigen doelstellingen van binnenlandse industriële ontwikkeling na te streven. De talrijke handelsbelemmeringen die door de industrielanden in stand gehouden worden, zoals piektarieven, quota en oorsprongsregels (zoals voor textiel), moeten worden afgebouwd. Tegelijkertijd moet vooruitgang worden geboekt in het respecteren van fundamentele werknemersrechten, zodat werknemers in ontwikkelingslanden ook de voordelen kunnen genieten van deze verbeterde markttoegang.
• De WTO-conferentie van Cancun mag de onderhandelingsagenda niet verzwaren door de toevoeging van nieuwe thema’s. De huidige voorstellen omtrent overheidsaanbestedingen, investeringen, concurrentieregels en de vereenvoudiging van de handelsprocedures gaan trouwens niet in de goede richting. Wat specifiek het investeringsakkoord betreft, moet er een einde worden gemaakt aan de wildgroei van bilaterale akkoorden. Maar een multilateraal investeringsakkoord dat géén waarborgen biedt voor sociale bescherming, milieuzorg, bekommernis om het dierenwelzijn en de noden van de ontwikkelingslanden, en dat geen bindende en afdwingbare verplichtingen oplegt aan de investeerders (zoals bv de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen) en dat de regulerende bevoegdheden en beleidsopties van overheden vermindert, is niet aanvaardbaar.
Wij vragen dus:
– om de hiërarchie van de internationale rechtsnormen te garanderen door de WTO te integreren in het systeem van de Verenigde Naties en de vrijhandel te onderwerpen aan de sociale rechten (fundamentele arbeidsrechten, vrouwenrechten) en aan culturele en milieurechten;
– het Noord-Zuid evenwicht te herstellen in de WTO akkoorden wat onder andere de operationalisering impliceert van de “bijzondere en gedifferentieerde behandeling” voor ontwikkelingslanden, een snelle oplossing voor de uitvoeringsproblemen van de bestaande akkoorden, zoals de toegang tot geneesmiddelen; de afbouw van exportsubsidies van de industrielanden; het breken met het protectionisme van de rijke landen;
– een grondige herziening van het TRIPS-akkoord of anders een moratorium op de uitvoering ervan
– een democratisering van de WTO en de herziening van het geschillenregelingsmechanisme zodat het doorzichtiger wordt, toegankelijk voor alle lidstaten en meer rechtswaarborgen biedt (openbaarheid, onafhankelijkheid, …);
– de uitsluiting van de openbare diensten en diensten van algemeen belang uit het toepassingsgebeid van GATS; de intrekking van de vragen tot liberalisering van de watersector die de EU aan 72 landen gesteld heeft
– elk investeringsakkoord te verwerpen dat geen rekening houdt met de sociale bescherming, de milieubescherming en de noden van de ontwikkelingslanden, of dat de beleidsruimte van regeringen zou beperken of hun capaciteit om regulerend op te treden;
– garanties voor een parlementaire controle op het mandaat van de Europese Commissaris van Handel en op de Belgische handelsstandpunten;
– een evaluatie van de bestaande WTO-akkoorden en hun economische, sociale, culturele, gender- en milieu-impact, zoals trouwens voorzien in de Akkoorden van Marrakech.
De uitvoering van deze eisen vergt een herziening van het mandaat dat verleend werd aan de Europese Commissaris van Handel.
Eerste ondertekenaars:
ACV-CSC
ABVV-FGTB
Bond beter leefmilieu (BBL)
Inter-Environnement Wallonie (IEW)
Greenpeace
Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging
CNCD-Opération 11.11.11
Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling (VODO)
ATTAC België- Belgique
Broederlijk Delen
KWIA- Steungroep voor Inheemse Volken
Oxfam Solidariteit-Solidarité
Oxfam Wereldwinkels
Le Monde selon les femmes
(deze tekst is volgens mededeling van Marc Maes op 13-6-2003 gezonden aan de regeringsonderhandelaars om te komen tot de nieuwe de federale regering van België)