Ga naar de inhoud
Bundesarchiv, Bild 183-1990-0212-003 / CC-BY-SA [CC-BY-SA-3.0-de (www.creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/de/deed.en)], via Wikimedia Commons

Uiteraard voelt Wervel mee met wat de varkensboeren al zo lang wordt aangedaan. Na de Duitse dioxinecrisis komen nu uit diverse hoeken ondersteuningsacties om onze exportgerichte vleesindustrie veilig te stellen. Ten gronde lost dit echter het structureel probleem niet op waarin de landbouw en de varkenssector in het bijzonder vast zitten. Twintig jaar geleden publiceerde De Standaard een Wervelopinie, die vandaag pijnlijk genoeg nog altijd actueel is. Aan het woord oa. wijlen Sicco Mansholt, vader van het GLB.

De aanhef gaat over de context van de varkenspest in 1990. Deze inleiding laten we weg, maar de rest van het stuk kan anno 2011 opnieuw gepubliceerd worden. Zeker in een context van vastzittende onderhandelingen over het nieuwe Mestactieplan, opvissen van oude instrumenten als opslagsubsidies, of ronduit promotie voeren om meer varkensvlees te eten, kan het stuk dienen als doordenker voor het hoognodige debat over de transitie van ons landbouwmodel en de voor Vlaanderen belangrijke varkenssector naar een landbouw met toekomst. In dat debat zal samen met de veehouders, de overheid, de industrie, en het maatschappelijk middenveld moeten nagedacht worden hoe de transitie concreet zou kunnen verlopen zonder sociale slachtoffers te maken. Er zijn verschillende uitwegen, zoals lupine- of kempteelt, zowel in het veevoeder als voor directe menselijke consumptie.

(…) “De sector van de varkenshouderij is zelf in zijn geheel ziek.” Zo zei eind juli de heer Sicco Mansholt, voormalig EG-commissaris voor Landbouw en vader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: “De varkenshouderij zal de volgende jaren minstens moeten gehalveerd worden. Als de beslissingen politiek niet worden genomen, zullen de varkens zelf en het milieu het ons opleggen.

De landbouwpolitiek zal de volgende maanden, jaren inderdaad een beslissende wending moeten nemen. Wij moeten terug naar een extensieve wijze van veehouderij, liefst weer gemengd met akkerbouw, per bedrijf en/of per regio. Zo kan de mest in het eigen gebied op het land worden gebracht. In Vlaanderen moeten dan geen energieverslindende transporten meer georganiseerd worden om de mestoverschotten af te zetten in akkerbouwstreken. Vanuit Nederland hoeven er dan geen boten meer te vertrekken met mestkorrels, richting Spanje en Frankrijk om de wijngaarden te bemesten.

Een wereld op haar kop kan weer op adem komen. Milieudruk wordt verlicht, energieverspilling ingedamd. Er zal een maximumquotum aan varkens moeten worden afgesproken, per land, per gebied, per bedrijf. Dit vraagt een aanpassing en uitbreiding van de bestaande EG-marktordening voor varkensvlees, zoals de regelingen voor rundvlees en voor zuivel nog moeten worden aangescherpt. Quotaregelingen behoren tot de oplossingen, op voorwaarde dat ze niet verhandelbaar zijn. Op langere termijn moeten alle landbouwproducten zo’n regeling tegemoet gaan: productiebeperking én sociaal-ecologisch verantwoorde prijzen.

Veehouderij moet in zo’n marktordening grondgebonden zijn. Niet meer dieren per hectare dan de natuur kan verdragen. Niet meer varkens dan eraan mest in de omgeving kan worden afgezet. De varkenshouderij moet dus veel gelijkmatiger over de EG-regio’s (1) worden verspreid. Dit betekent dat gebieden als West-Vlaanderen en Zuid-Nederland terug moeten, de kortetermijnbelangen (o.m. export) ten spijt.

De varkenshouders zullen daarvoor een hogere, gegarandeerde prijs van Brussel moeten krijgen. Zodanig dat zij een rechtvaardig inkomen verdienen bij een ecologisch verantwoorde productie, op voorwaarde dat ze bevrijd worden uit de afhankelijkheid van de integrators: de veevoedernijverheid.

De invoer van veevoer van buiten de EG moet worden beperkt, vooral als deze uit de Derde-Wereldlanden komt. Dit zal deels van zelf gebeuren, als er minder vraag is naar krachtvoer bij minder varkens. Als bovendien de varkenshouders een betere prijs voor hun varkens krijgen, kunnen ze het iets duurdere veevoer van onze eigen akkerbouwers betalen. De Derde-Wereldlanden moeten voor deze vermindering van export worden gecompenseerd door steun en rechtvaardige prijzen voor de wederopbouw van hun eigen kleine gezinsbedrijven, kleinschalige voedselproductie en lokale markten.

Dat is wat in de Uruguay-ronde van de GATT-onderhandelingen moet worden bedongen. Als de EG productiebeperking (2) aanbiedt, mag ze het recht eisen op beperking van invoer en kan ze bepleiten dat boeren en boerinnen een sociaal-ecologische prijs krijgen voor hun producten. De tijd dringt. Na vier jaar onderhandelingen wordt deze ronde 3-6 december in Brussel afgesloten. Zullen boer en boerin, plant, dier, milieu, consumenten in het Noorden en hongerende volkeren in het Zuiden de verliezers zijn? Of wordt het tij gekeerd door de slachtoffers van de geschiedenis? Tot nu toe lijkt het er niet op.

Uiteindelijk is een veilige, natuurverantwoorde en diervriendelijke landbouw een veehouderij op den duur goedkoper, omdat er minder wordt verspild, vernietigd en uitgebuit (3). Als boer en boerin loon naar werken krijgen, moeten ze niet verder de natuur – de eerste arbeidster – uitputten. Nu gaat van elke 100 fr. die aan voedingswaren wordt uitgegeven, 60 fr. Naar de verwerkingsindustrie en 40 fr. naar de boer, waarvan slechts 8 fr. voor zijn arbeid is. Deze verhouding kan onder meer door een herverdeling van de EG-belastingen rechtvaardiger worden.

Daar de gemiddelde Europeaan twee- tot driemaal te veel vlees (vr)eet, moet bovendien onze vleesproductie en –consumptie omlaag. Omwille van de volksgezondheid en omwille van wereldwijde rechtvaardigheid.

Dit zou het programma van de Vlaamse en Nederlandse Boerenbonden dienen te zijn. Hun pioniers, de Vlaamse priester Mellaerts en de Nederlandse norbertijn Van den Elzen, zullen in deze keuzes recht worden gedaan…, ook al waren zij in hun praktijk kind van hun (korporatistische) tijd. Of zal het Varkens-Tribunaal (4) onze beschaving nu, honderd jaar later, veroordelen?”

Luc Vankrunkelsven,

De Standaard 17 augustus 1990.

  1. We opteren ervoor om de toenmalige benamingen EG, GATT, frank etc. in deze tekst te behouden.

  2. Het kan buitenaards overkomen om anno 2011 voor het ‘vrije’ product varkensvlees met het instrument ‘productiebeheersing’ af te komen. Toch vinden we het zinvol om in de nieuwe crisis dit taboe te doorbreken.

  3. De totale maatschappelijke kosten voor conventioneel varkensvlees worden geraamd op minimaal 2,32 euro per kilogram. De totale jaarlijkse maatschappelijke kosten van in Nederland geslachte varkens bedroegen in 2008 minimaal 1,5 miljard euro per jaar, ofwel bijna 100 euro per Nederlander. We vermoeden dat dit voor de Vlaamse varkenshouderij gelijkaardig is. (Naar een studie van het ‘Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit’, in opdracht van de Nicolaas G. Pierson Foundation; zie: http://ngpf.nl )

  4. Wervel bundelde het twee maanden durende debat in De Standaard in ‘Het Varkens-Tribunaal’. Nadien werden nog tal van kranten gepubliceerd over GATT-WTO, veevoederimporten, mestproblematiek, landbouwmodellen. Zie: www.wervel.be/publicaties.

Minder varkens, meer prijs
Persbericht Wervel 25/01/11
Uiteraard voelt Wervel mee met wat de varkensboeren al zo lang
wordt aangedaan. Na de Duitse dioxinecrisis komen nu uit
diverse hoeken ondersteuningsacties om onze exportgerichte
vleesindustrie veilig te stellen. Ten gronde lost dit echter het
structureel probleem niet op waarin de landbouw en de
varkenssector in het bijzonder vast zitten. Twintig jaar geleden
publiceerde De Standaard een Wervelopinie, die vandaag pijnlijk
genoeg nog altijd actueel is. Aan het woord oa. wijlen Sicco
Mansholt, vader van het GLB.
De aanhef gaat over de context van de varkenspest in 1990. Deze inleiding laten we weg,
maar de rest van het stuk kan anno 2011 opnieuw gepubliceerd worden. Zeker in een context
van vastzittende onderhandelingen over het nieuwe Mestactieplan, opvissen van oude
instrumenten als opslagsubsidies, of ronduit promotie voeren om meer varkensvlees te eten,
kan het stuk dienen als doordenker voor het hoognodige debat over de transitie van ons
landbouwmodel en de voor Vlaanderen belangrijke varkenssector naar een landbouw met
toekomst.

(…) “De sector van de varkenshouderij is zelf in zijn geheel ziek. Zo zei eind juli de heer
Sicco Mansholt, voormalig EG-commissaris voor Landbouw en vader van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: ‘De varkenshouderij zal de volgende jaren minstens
moeten gehalveerd worden. Als de beslissingen politiek niet worden genomen, zullen de
varkens zelf en het milieu het ons opleggen.”
De landbouwpolitiek zal de volgende maanden, jaren inderdaad een beslissende wending
moeten nemen. Wij moeten terug naar een extensieve wijze van veehouderij, liefst weer
gemengd met akkerbouw, per bedrijf en/of per regio. Zo kan de mest in het eigen gebied op
het land worden gebracht. In Vlaanderen moeten dan geen energieverslindende transporten
meer georganiseerd worden om de mestoverschotten af te zetten in akkerbouwstreken. Vanuit
Nederland hoeven er dan geen boten meer te vertrekken met mestkorrels, richting Spanje en
Frankrijk om de wijngaarden te bemesten.
Een wereld op haar kop kan weer op adem komen. Milieudruk wordt verlicht,
energieverspilling ingedamd. Er zal een maximumquotum aan varkens moeten worden
afgesproken, per land, per gebied, per bedrijf. Dit vraagt een aanpassing en uitbreiding van de
bestaande EG-marktordening voor varkensvlees, zoals de regelingen voor rundvlees en voor
zuivel nog moeten worden aangescherpt. Quotaregelingen behoren tot de oplossingen, op
voorwaarde dat ze niet verhandelbaar zijn. Op langere termijn moeten alle
landbouwproducten zo’n regeling tegemoet gaan: productiebeperking én sociaal-ecologisch
verantwoorde prijzen.
Veehouderij moet in zo’n marktordening grondgebonden zijn. Niet meer dieren per hectare
dan de natuur kan verdragen. Niet meer varkens dan eraan mest in de omgeving kan worden
afgezet. De varkenshouderij moet dus veel gelijkmatiger over de EG-regio’s (1) worden
verspreid. Dit betekent dat gebieden als West-Vlaanderen en Zuid-Nederland terug moeten,
de kortetermijnbelangen (o.m. export) ten spijt.
De varkenshouders zullen daarvoor een hogere, gegarandeerde prijs van Brussel moeten
krijgen. Zodanig dat zij een rechtvaardig inkomen verdienen bij een ecologisch verantwoorde
productie, op voorwaarde dat ze bevrijd worden uit de afhankelijkheid van de integrators: de
veevoedernijverheid.
De invoer van veevoer van buiten de EG moet worden beperkt, vooral als deze uit de Derde-
Wereldlanden komt. Dit zal deels van zelf gebeuren, als er minder vraag is naar krachtvoer bij
minder varkens. Als bovendien de varkenshouders een betere prijs voor hun varkens krijgen,
kunnen ze het iets duurdere veevoer van onze eigen akkerbouwers betalen. De Derde-
Wereldlanden moeten voor deze vermindering van export worden gecompenseerd door steun
en rechtvaardige prijzen voor de wederopbouw van hun eigen kleine gezinsbedrijven,
kleinschalige voedselproductie en lokale markten.
Dat is wat in de Uruguay-ronde van de GATT-onderhandelingen moet worden bedongen. Als
de EG productiebeperking (2) aanbiedt, mag ze het recht eisen op beperking van invoer en
kan ze bepleiten dat boeren en boerinnen een sociaal-ecologische prijs krijgen voor hun
producten. De tijd dringt. Na vier jaar onderhandelingen wordt deze ronde 3-6 december in
Brussel afgesloten. Zullen boer en boerin, plant, dier, milieu, consumenten in het Noorden en
hongerende volkeren in het Zuiden de verliezers zijn? Of wordt het tij gekeerd door de
slachtoffers van de geschiedenis? Tot nu toe lijkt het er niet op.
Uiteindelijk is een veilige, natuurverantwoorde en diervriendelijke landbouw een veehouderij
op den duur goedkoper, omdat er minder wordt verspild, vernietigd en uitgebuit (3). Als boer
en boerin loon naar werken krijgen, moeten ze niet verder de natuur – de eerste arbeidster –
uitputten. Nu gaat van elke 100 fr. die aan voedingswaren wordt uitgegeven, 60 fr. Naar de
verwerkingsindustrie en 40 fr. naar de boer, waarvan slechts 8 fr. voor zijn arbeid is. Deze
verhouding kan onder meer door een herverdeling van de EG-belastingen rechtvaardiger
worden.
Daar de gemiddelde Europeaan twee- tot driemaal te veel vlees (vr)eet, moet bovendien onze
vleesproductie en –consumptie omlaag. Omwille van de volksgezondheid en omwille van
wereldwijde rechtvaardigheid.
Dit zou het programma van de Vlaamse en Nederlandse Boerenbonden dienen te zijn. Hun
pioniers, de Vlaamse priester Mellaerts en de Nederlandse norbertijn Van den Elzen, zullen in
deze keuzes recht worden gedaan…, ook al waren zij in hun praktijk kind van hun
(korporatistische) tijd. Of zal het Varkens-Tribunaal (4) onze beschaving nu, honderd jaar
later, veroordelen?”
Luc Vankrunkelsven,
De Standaard 17 augustus 1990.

(1) We opteren ervoor om de toenmalige benamingen EG, GATT, frank etc. in deze tekst te behouden.
(2) Het kan buitenaards overkomen om anno 2011 voor het ‘vrije’ product varkensvlees met het instrument
‘productiebeheersing’ af te komen. Toch vinden we het zinvol om in de nieuwe crisis dit taboe te
doorbreken.
(3) De totale maatschappelijke kosten voor conventioneel varkensvlees worden geraamd op minimaal 2,32
euro per kilogram. De totale jaarlijkse maatschappelijke kosten van in Nederland geslachte varkens
bedroegen in 2008 minimaal 1,5 miljard euro per jaar, ofwel bijna 100 euro per Nederlander. We
vermoeden dat dit voor de Vlaamse varkenshouderij gelijkaardig is. (Naar een studie van het ‘Instituut
voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit’, in opdracht van de Nicolaas G. Pierson
Foundation; zie: http://ngpf.nl )
(4) Wervel bundelde het twee maanden durende debat in De Standaard in ‘Het Varkens-Tribunaal’. Nadien
werden nog tal van kranten gepubliceerd over GATT-WTO, veevoederimporten, mestproblematiek,
landbouwmodellen.
Zie: www.wervel.be/publicaties.