Voedselsoevereiniteit en voedselproductie
Op vijf april 2007 hield Steve Suppan, verbonden aan het Instituut voor Landbouw en Handelspolitiek, Institute for Agriculture and Trade Policy, in de VS, tijdens een symposium een voordracht onder de titel “Het in kaart brengen van voedselproductie en voedselsoevereiniteit in de 21e eeuw”. In zijn verhaal verwijst hij regelmatig naar de gesprekken die zijn gevoerd tijdens het Forum voor Voedselsoevereiniteit, dat in februari 2007 in Mali werd gehouden, het zogenaamde Nyéléni Forum for Food Sovereignty. Ook legt hij verbanden met de door de regering Bush voor 2007 aangekondigde Farm Bill.
In zijn inleiding verwijst hij naar een uitspraak van de FAO in de studie “World Agriculture Towards 2015/2030” [De wereldlandbouw op weg naar 2015/2030], dat voedselsoevereiniteit in de 21e eeuw geen goede vooruitzichten heeft. Volgens FAO directeur-generaal Jacques Diouf zouden de netto importen van granen in ontwikkelingslanden de volgende 30 jaar verdrievoudigen terwijl de netto importen van vlees zelfs met een factor vijf zouden toenemen. Voedselsoevereiniteit echter maakt internationale handel ondergeschikt aan de voorziening in een duurzame voedselzekerheid door middel van de inzet van lokale kennis, hulpbronnen en producenten.
Deze voorspelling van nog grotere importafhankelijkheid is een slecht voorteken voor voedselsoevereiniteit. Maar gelukkig kennen wij, dankzij universitair onderzoek, de methodologische beperkingen van econometrische scenario’s. Er is dus reden om sceptisch te zijn over de voorspellingen van de FAO en anderen over een geweldige toename van importafhankelijkheid.
Zulke voorspellingen komen echter niet zonder een bewuste programmering om hun realisering veilig te stellen. De FAO, de Wereldbank, de Bill en Melinda Gates Stichting, de Rockefeller Stichting, transnationale agrobusinessfirma’s en een massa andere krachtige organisaties lanceren min of meer gecoördineerde initiatieven voor een tweede Groene Revolutie. Deze zogenaamde revolutie wordt niet alleen gelanceerd in naam van het voeden van ongeveer 854 miljoen chronisch ondervoede mensen maar ook van de 9 miljard mensen die naar verwachting in 2050 op onze planeet zullen leven. Wie zou kritiek uitoefenen of zelfs maar alternatieven durven aanbieden voor de technologieën, de voedselbevoorradingsketens, de handelsregels en de algemene organisatie van het wereldvoedselsysteem tegen de achtergrond van zulk een nobel streven? Welke uitdagingen worden aan voedselsoevereiniteit gesteld door aspecten van technologische aard en door de handel omwille van deze tweede Groene Revolutie, en de daarmee gepaard gaande toename van afhankelijkheid van netto voedselimporten?
Ik zal deze vraag proberen te beantwoorden door het ontwikkelen van vier stellingen in antwoord op vier thema’s die bediscussieerd werden in februari 2007 in Mali bij gelegenheid van het Nyéléni Forum for Food Sovereignty. De thema’s zijn: 1) lokale markten en internationale handel; 2) lokale kennis en technieken; 3) toegang tot en zeggenschap over hulpbronnen en 4) productiemodellen.
Lokale markten en internationale handel
De aansporing die misschien wel het meest in verband gebracht wordt met voedselsoevereiniteit en -handel, luidt: “WTO weg uit landbouw!”. De reden voor deze aansporing is dat de huidige handelsregels een belemmering vormen voor de realisering van voedselsoevereiniteit.
Eerste stelling: Ondanks het besluit van de WTO om dwingende regels te ontwikkelen voor de zogenaamde non-trade concerns (niet-handelsaspecten) ter bevordering van voedselzekerheid, plattelandsontwikkeling en levensonderhoud, heeft de WTO niet bewezen instaat te zijn om een daadkrachtig politiek instrument te ontwerpen om dit besluit ten uitvoer te brengen. Het besluit brengt deze drie aspecten van voedselsoevereiniteit terug tot criteria die gebruikt zouden kunnen worden om een uitzondering te vormen op de algemene tariefreductieformules door middel van de zogenaamde Special and Differential Treatment (Speciale en Gedifferentieerde Behandeling) regel. De felheid waarmee in het bijzonder de VS zich teweerstellen tegen Speciale Producten is een aanwijzing van een hard handelsdispuut tegen de ontwikkelingslanden, die gebruik maken van de uitzondering middels het Speciale Producten tariefreductiesysteem.
Kijk naar de poging van de ontwikkelingslanden om voedselzekerheid, plattelandsontwikkeling en kostwinnings- of tewerkstellingscriteria rond voedselsoevereiniteit ingevoerd te krijgen in het overeengekomen kader van de Doha ontwikkelingsronde van de WTO-onderhandelingen. Een implementatie-instrument is ontheffing van de verplichting tot tariefvermindering, ofwel importtaks, voor Speciale Producten waarvan ontwikkelingslanden kunnen bewijzen dat ze aan die criteria voldoen. Naar verluidt zijn de Doha-onderhandelingen onderbroken omdat India niet bereid was om haar eisen in zake speciale producten lager te stellen voordat de VS zouden snijden in de binnenlandse steunbetalingen overeenkomstig de Farm Bill. De VS van hun kant waren daar toe niet bereid tenzij de WTO-leden zouden toegeven aan de VS-eis tot een grotere markttoegang voor haar agrarische, niet-agrarische en industriële dienstenexporten.
De groep van 33 ontwikkelingslanden onderhandelt over het recht om tot 20 procent van alle agrarische tarieflijnen aan te merken als speciale producten. De VS stelde daar als aanbod tegenover slechts bereid te zijn 5 van meer dan 1000 agrarische tarieflijnen als Speciale Producten aan te merken, wat in de praktijk betekent: geen enkel speciaal product.
Het aanhouden van een hoger tarief is een indirecte weg om enige bescherming te bieden tegen agrarische dumpexporten, dwz. verkoop onder de productiekostprijs. IATP heeft berekend dat de agrobusinessfirma’s van de VS van 1990 tot 2003 vijf basisteelten gedumpt hebben. Onderzoekers van de Tuft Universiteit hebben aangetoond hoe voedsel dat verkocht wordt onder de productiekostprijs, werkt als een inputsubsidie op de braadkippenindustrie. Inputsubsidies voor gewasteelten kunnen worden aangeklaagd volgens WTO-regels, maar voeder als input voor veeteelt valt niet onder die regels.
WTO-dumpingregels zijn ontworpen om de schade te meten die industriële firma’s lijden die bij hun regeringen kunnen lobbyen voor bescherming, eerder dan om de schade te meten die boeren lijden wier producten het moeten opnemen tegen gedumpte agrarische export. Oxfam, Action Aid, Christian Aid en andere NGO’s hebben de schade in beeld gebracht die exportdumping heeft toegebracht aan voedselzekerheid, plattelandsontwikkeling en kostwinningen.
Maar het zijn enkel de regeringen en niet de niet-gouvernementele organisaties die een handelsdispuut kunnen openen bij de WTO om een rechtzetting te bewerken voor deze oneerlijke en destabiliserende handelspraktijken. Er zijn maar weinig ontwikkelingslanden die zich de uitgave kunnen veroorloven en die de weerslag, zelfs de wraakneming, kunnen opvangen van een verzet tegen agrarische dumping via een WTO-procedure.
Lokale kennis en technologie
Een onderhandelingstroef voor het WTO-handelsoverleg, die ambassadeur Susan Schwab mee zal nemen naar New Delhi is het plan voor het van de grond krijgen van een gezamenlijk Indisch-Amerikaans kennisinitiatief voor landbouwkundig onderzoek en onderwijs onder de officiële naam Indo-U.S. Knowledge Initiative in Agricultural Research and Education.
Voedselsoevereiniteit legt de klemtoon op het gebruikmaken van de kennis van de boer en de technieken waarover hij beschikt voor het ontwikkelen van inheemse variëteiten voor teelten en diersoorten. Het Nyélíni Forum zegt: “Het merendeel van het voedsel in de wereld wordt nog steeds op betrekkelijk kleine schaal geproduceerd en geoogst door lokale gemeenschappen, en is gebaseerd op lokale kennis, gebruikmakend van lokaal gevestigde technieken en lokaal beschikbare hulpbronnen.” Het Amerikaanse kennisinitiatief, waarin onder andere participeren WalMart, Archer Daniels Midland en Monsanto, beoogt de opleiding van 500 Indiase studenten in doctoraal en postdoctoraal studies in de VS in de vakken voedsel voor marketing, voedselveiligheid, risk management in door de beurs gestuurde markten in futures en options, voedselverwerking, en de agrarische biotechnieken. India zal opdraaien voor hun studiekosten, maar patenten die samenhangen met hun onderzoeken vallen aan de universiteiten toe, waaraan zij studeren. In ruil voor de aanvaarding van deze agrarische agenda van de VS, stellen de VS India in de gelegenheid om technologie op het vlak van nucleaire energie aan te kopen waar het normaal geen toegang toe heeft. Dit kennisinitiatief wil de toegang van de agrobusiness tot de rijke bronnen van agrobiodiversiteit van India voor de VS veiligstellen. Producten, ontwikkeld vanuit deze hulpbronnen zullen onderhevig zijn aan patentbescherming en marktmonopolyprivileges gelijkaardig aan die van de VS.
Volgens Devinder Sharma hebben WalMart en Monsanto al aangegeven dat niet onderzoek of productontwikkeling, maar markttoegang voorop staat als onmiddellijk resultaat van het kennisinitiatief. Het initiatief gaat er vanuit, ondanks alle bewijs van het tegendeel, dat ontwikkelingslanden afhankelijk moeten zijn van geïmporteerde kennis, technologie en producten voor hun voedselvoorziening.
Tweede stelling: De Doha Agenda, de bilaterale handels- en investeringsovereenkomsten, of capaciteitsopbouwsprojecten die betrekking hebben op de handel, bevatten weinig of niets dat een waarborg biedt dat lokale kennis, technologie, hulpbronnen en producenten de drijfveer zullen zijn voor agrarisch onderzoek en ontwikkeling.
Voorstanders van technologie, niettegenstaande hun nobele bedoelingen om “de wereld te voeden”, komen met producten waarvan het handelsmonopolie is gegarandeerd door het afdwingen van patenten op die producten. De producten waarom het gaat, worden gewoonlijk ontwikkeld op basis van traditionele kennis over genetische hulpbronnen die is gebruikt in de gepatenteerde producten. Vervolgens wordt aan de boeren gevraagd om genetisch gewijzigde variëteiten te kopen van zaden die lokale boerengemeenschappen door kruising hebben ontwikkeld hetzij nog onlangs hetzij zelfs honderden jaren geleden. Zo kost het Bt katoenzaad van Monsanto dat in India is ontwikkeld vier à vijfmaal zoveel als de inlandse variëteiten die ten grondslag liggen aan het zaad voor de Bt variëteit. De kostprijswoeker voor Bt katoen in India heeft duizenden boeren ertoe aangezet om zelfmoord te plegen.
Ontwikkelingslanden hebben een amendement voorgesteld op het TRIPS-voorstel van de WTO, een voorstel voor de regeling van intellectuele eigendomsrechten, om te eisen dat patenthouders de traditionele kennis en de genetische oorsprong openbaar maken die is toegepast in gepatenteerde producten. Openbaarmaking zou een wettig middel zijn ter ondersteuning van de afnemende kwaliteit van patenten, het zou een uitstekende inspanningsvoorwaarde in de intellectuele eigendomsovereenkomst van de WTO zijn.
Openbaarmaking zou ook een documentatiebasis bieden voor licenties en voor vergoedingen van traditionele kennis en hulpbronnen, die biotech- of farmaceutische bedrijven zich gewoonlijk zonder enige compensatie toegeëigend hebben.
Licentievergoedingen, om niet te spreken van compensatie voor de hulpbronnen die vallen onder de term biopiraterij, zouden aan de ontwikkelingslanden, die de bron zijn van de meeste biodiversiteit, honderden miljoenen dollars kunnen opleveren. Een deel van deze vergoedingen zou kunnen worden besteed aan de beheerders van in situ conservatie van biodiversiteit, een essentieel mondiaal publiek goed. De vraag hoe multilaterale regels af te dwingen met betrekking tot duurzaam en rechtvaardig gebruik van traditionele kennisvormen en praktijken zal er waarschijnlijk toe leiden dat zich een piramidale afdwingstructuur zal ontwikkelen, samengesteld uit inheemse stammen en nationale en internationale overheidsinstellingen.
Met uitzondering van Noorwegen, hebben de ontwikkelde landen die voor 99 procent de houders zijn van alle patenten, iedere vorm van een bindende regel verworpen om te komen tot bescherming of licentie van traditionele kennis. Niet alleen is dit gebeurd in de WTO, maar ook in de wereldorganisatie van het intellectuele eigendomsrecht, WIPO, waar de VS, de Europese Unie en Japan op zoek zijn naar een mondiale erkenning van hun patenten om administratieve kosten te verlagen en de monopolies voor hun producten veilig te stellen. Als ze daarin slagen zouden de wereldwijd afgedwongen patenten de onteigening van lokale kennis en technologie kunnen voortzetten zonder enige licentievergoeding of vereisten van technologietransfer.
De harmonisatie op het vlak van de zaadzuiverheid, uitgaande van de VS-standaard op dit gebied, mogelijk gemaakt door de fondsen van het VS Bureau voor Internationale Ontwikkeling, zal een diskwalificatie betekenen van de traditionele plantersvariëteiten, waardoor de gebruikers daarvan geen toegang hebben tot krediet of tot buitenlandse markten.
Een vrije markt in zaden zal de bovenhand hebben zolang als je in overeenstemming bent met zaadstandaards, de “juiste” inputs aankoopt, patenten afdwingt en op andere wijze de regels volgt van de internationale voedselaanbodketen. Geen wonder dat voorstanders van voedselsoevereiniteit schreeuwen om “Geen patent op leven!”.
Toegang tot en zeggenschap over hulpbronnen
Terwijl volgens de FAO de voedselproductie de bevolkingsaanwas voor blijft, duurt de honger voort of als gevolg van geldgebrek om voedsel te kopen of als gevolg van onvoldoende toegang tot en zeggenschap over de hulpbronnen voor voedselproductie. Toegang tot hulpbronnen, land, water, inputs, opleiding, bewaartechnieken, transport, financieel krediet, gendergelijkheid volgens de wet, enz., is een cruciaal onderdeel van het voedselsoevereiniteitsplatform.
Derde stelling: De fixatie van de tweede Groene Revolutie op technologie zal, als deze onteigening, privatisering en patentering van de gemeenschappelijke hulpbronnen met zich meebrengt, de toegang tot de hulpbronnen op grote schaal verminderen in plaats van doen toenemen.
De intensivering van de productie door transgene variëteiten en misschien over een paar jaar door de synthetische biologie, vereist uitgebreide inputs waarvan de kosten alleen kunnen worden teruggewonnen door toepassing op teelten voor de export. Gegeven het toenemende handelstekort van de minst ontwikkelde landen en de al 40 jaar durende daling van de prijzen van agrarische grondstoffen, is het onwaarschijnlijk dat de meeste boeren de kosten van transgene variëteiten kunnen terugverdienen. Deze toepassingen, zelfs als zij technologisch succesvol blijken te zijn, zijn op intensieve wijze afhankelijk van hulpbronnen en zij brengen in de meeste ontwikkelingslanden diegenen die voedselteelten voortbrengen en instaan voor de voedselzekerheid van het gezin, op een zijspoor.
Toegang tot hulpbronnen is niet alleen een zaak van sociale rechtvaardigheid maar van economische doeltreffendheid zelfs efficiëntie, in de zin waarin in het neoklassieke economisch denken efficiëntie wordt verstaan als de uitwisseling van kapitaal/technologie met arbeid. Zonder een rechtvaardige verdeling van hulpbronnen zou het voor de meer dan 70% van de economisch actieve vrouwen die in de minst ontwikkelde landen in de landbouw werken onmogelijk zijn om te blijven voorzien in de voedselzekerheid van hun gezin en hun land.
Tijdens het forum in Mali werd gesteld dat “vrouwen die in het verleden de kennis onderhielden van landbouw en voedsel, die voortdurend tot 80 procent van het voedsel in de armste landen voortbrengen, en die vandaag de eerste bewaarders zijn van de biodiversiteit en de zaden voor de landbouw, bijzonder getroffen worden door neoliberaal en seksistisch beleid.” Hun oproep voor de toegang van vrouwen tot de hulpbronnen is geen abstract thema van gelijkheid voor de wet. Geen van de VN Millennium OntwikkelingsDoelen voor voedselzekerheid, plattelandsontwikkeling en levensonderhoud kan worden waargemaakt in ontwikkelingslanden die geen voedselzekerheid kennen tenzij er sprake is van een verdeling van de hulpbronnen die rekening houdt met genderaspecten.
Het rapport van de Wereldbank en het daarmee verbonden internationaal onderzoeksinstituut voor voedsel politiek, IFPRI, “Landbouw en de verwezenlijking van de Millennium OntwikkelingsDoelen”, erkent het derde punt in de ontwikkelingsdoelen, namelijk het bevorderen van de gendergelijkheid en het meer invloed geven aan de vrouwen. Maar ondanks alle mooie woorden over gelijkschakeling van de geslachten bij de multilaterale technische bijstand, verbleekt de schaal van beleidsprogramma’s van internationale financiële instellingen, om niet te spreken van de leningen om boerinnen en plattelandsondernemers te ondersteunen, bij de steun voor hen die zich engageren in de tweede Groene Revolutie. Als intergouvernementele organisaties en internationale financiële instellingen bereid waren te investeren in een verzekerde toegang tot inheemse hulpbronnen eerder dan in de promotie – op directe of indirecte wijze – van geïmporteerde technologische oplossingen, zouden de boerinnen die het met slechts beperkte toegang tot hulpbronnen klaargespeeld hebben om in het voedsel, de vezels en de medicijnen voor hun gezin te voorzien, er aanzienlijk bij winnen.
Productiemodellen
De laatste uitdaging voor voedselsoevereiniteit waar ik vandaag over wil spreken betreft productiemodellen. Het forum in Mali stelt het als volgt: “voedselsoevereiniteit en milieustabiliteit worden ondersteund door agro-ecologische productie van voedsel en het gebruik van visserijpraktijken, gebaseerd op een ecologische, artisanale aanpak. Maar deze productiewijze kan slechts blijven voortbestaan als de samenleving er waardering en steun voor opbrengt en de lokale voedselproducten koopt terwijl zij tegelijkertijd privileges en subsidies voor industriële productiesystemen die ten goede komen aan transnationale bedrijven, opheft.”
Vierde stelling: De zogenaamde efficiëntie van de industriële landbouw is afhankelijk van de ontkoppeling van fundamentele ecologische en sociale kosten en van kosten voor de volksgezondheid, van de voedselprijzen. Zij is ook afhankelijk van subsidies die door belastingbetalers worden opgebracht, om compensatie te bieden voor de af-boerderij-prijs die onder de productiekostprijs ligt. Een productiesysteem dat blijft rekenen op de uitputting van natuurlijk kapitaal als een vorm van economische groei kan niet “Groen” gemaakt worden door een technologische oplossing.
Agro-ecologie, een plaatsgebonden vorm van hoofdzakelijk biologische landbouwproductie die gebaseerd is op lokale kennis en op onderzoek waarin de boer participeert, wordt weggewuifd als een romantisch anachronisme door hen die geloven dat alleen industriële landbouw de wereld kan voeden. En ondertussen probeert de industriële landbouw milieuproblemen de baas te worden, zoals erosie van de agrobiodiversiteit, uitputting van de gezondheid van de bodem en vermindering van de waterkwaliteit. De tegenstanders van agro-ecologie laten zich niet overtuigen door de databank van duurzame agrarische praktijken, die is opgezet door professor Jules Pretty, die berekende dat in 1996 de externalisering van milieu- en gezondheidskosten voor de Britse landbouw alleen een bedrag beliep van 2,3 miljard Britse ponden.
Ook laten de critici van de agro-ecologie hun waandenkbeelden over onduurzame agrarische praktijken niet varen in het licht van experimenten die door collega wetenschappers zijn gecontroleerd, waarbij de effecten van teeltdiversiteit versus monocultuur worden vergeleken bij het voorkomen van rijstschimmel bij de opbrengst van 812 ha in de Yunnan provincie in China in het jaar 1998. De schimmelaantasting op gemiddeld 20 procent van de controlevelden van kleefrijst, aangeplant als monocultuur, werd teruggebracht tot één procent op velden waar vier variëteiten gemengd werden aangeplant, wat resulteerde in een 18-voudige opbrengsttoename in vergelijking tot de velden met monoculturen. De bruto opbrengst per hectare van gemengde rijstteelten was 40 procent hoger dan die op de monoculturen. Het jaar daarop was de toepassing van schimmelwerende middelen niet meer nodig om de rijstschimmel op de velden met mengteelten onder controle te houden. De belangstelling van de boeren uit Yunnan in het experiment met de gemengde teelten was zodanig groot dat in 2000 40.000 ha met deze gemengde teelten werden aangeplant.
In plaats van te experimenteren met agro-ecologische methodes die minder van chemicaliën afhankelijk zijn, rekenen de voorstanders van de industriële landbouw op de belastingbetaler om de kosten van de schade die zij toebrengen aan het milieu en de volksgezondheid te betalen. In het wetsvoorstel dat het Ministerie van Landbouw van de VS gedaan heeft in 2007, de zogenaamde Farm Bill, wordt een deel van de kosten voor het ondervangen van milieuproblemen in verband met intensieve veeteelt (CAFO), betaald uit een speciaal milieu kwaliteitsprogramma onder de naam Environmental Quality Incentives Program (EQUIP).
Boeren of bedrijven tot een gemiddeld jaarlijks bruto inkomen van tweeënhalf miljoen dollar komen in aanmerking voor $ 450.000,00 om aan de kosten tegemoet te komen. Als gevolg van budgetbeperkingen door het Congres, werd aan een kleine 800 EQUIP-contracten meer dan $ 100.000,00 betaald. Liever dan te voorzien in aansporingen voor betere milieupraktijken zal voor het fiscale jaar 2008 een goed deel van de een miljard dollar van het EQUIP-budget opgaan aan voorzieningen voor mestverwerking in overeenstemming met de CAFO- constructie. Zelfs bijzonder riskante ondernemingen zoals de varkensmestopslag in waterrijke gebieden en in streken van Noord Carolina waar veel wervelstormen voorkomen, maken de productie van zogenaamd goedkoop voedsel mogelijk dankzij rampkrediet, waarin wordt voorzien door de belastingbetaler. In dezelfde Farm Bill is er echter nauwelijks voorzien in enig fonds voor technische bijstand voor boeren die willen omschakelen op biologische landbouw.
Er is nog veel meer dat kan en moet worden gezegd over economische en agro-economische praktijken om te komen tot een radicaal terugdringen van de chemische afhankelijkheid van de geïndustrialiseerde landbouw en van de toepassing van antibiotica bij de veeteelt, op niet-therapeutische basis. Ook zou er meer gezegd moeten worden over de mate waarin agro-ecologie sommige van de ergste agromilieu- en publieke gezondheidsproblemen zou kunnen verzachten die veroorzaakt zijn door de industriële landbouw, zoals de “Dode Zone” in de Golf van Mexico en de toenemende menselijke resistentie tegen antibiotica, voor een deel te wijten aan het niet-therapeutische gebruik van antibiotica in de industriële aquacultuur en in de industriële veeteelt.
Hieronder de volledige Engelse tekst met de voetnoten.
070423 Steve Suppan on Food Sovereignty
Please find attached the text of a talk on food sovereignty that I gave two weeks ago at Tufts University (USA).
Steve Suppan, Ph.D.
Trade and Global Governance Program
Institute for Agriculture and Trade Policy
2105 First Avenue South
Minneapolis, MN 55404 U.S.A.
tel: 612-870-3413
fax: 612-870-4846
http://www.tradeobservatory.org
Challenges for Food Sovereignty: Four Theses
Steve Suppan
Institute for Agriculture and Trade Policy
Power in the Global Food System:
Mapping Food Production and Food Sovereignty in the 21st Century
Tuft University Graduate Student Symposium
April 5, 2007
During the past month, I have been poring over the details of the Bush Administration proposal for the 2007 Farm Bill, so the opportunity to speak with you about the big picture of food sovereignty is a welcome change. I am grateful to Tufts University and particularly to the graduate student organizers of this symposium for this opportunity. My fellow panelists, Corrina Steward and Ben Burkett, have eloquently expressed concrete examples of food sovereignty in action. My less happy task is to talk about challenges to food sovereignty.
To judge by the Food and Agriculture Organization’s World Agriculture Towards 2015/2030, food sovereignty doesn’t have much chance of prospering in the 21st century. According to FAO Director General Jacques Diouf, “[n]et cereal imports by developing countries will almost triple over the next 30 years while net meat imports might even increase by a factor of almost five.”[1] Food sovereignty subordinates international trade to provide sustainable food security through local knowledge, resources and producers.
This forecast of yet greater import dependency does not bode well for food sovereignty. Happily, thanks in part to great work by Tuft’s Global Development and Environment Institute,[2] we know the methodological limitations of econometric scenario building and modeling. Therefore, there is grounds to be skeptical of FAO’s and similar projections of a huge increase in import dependency.
However, such projections do not come without a program intent upon ensuring their realization. The FAO, the World Bank, the Bill and Melinda Gates Foundation, the Rockefeller Foundation, transnational agribusiness firms, and a host of other powerful organizations are launching somewhat coordinated initiatives for a Second Green Revolution. This so-called revolution is launched not only in the name of feeding the estimated 854 million chronically food insecure people but the 9 billion people who are projected to share our planet by 2050.[3] Who could possibly criticize, much less offer alternatives to, the technologies, food supply chains, trade rules and overall re-engineering of the global food system for such a noble endeavor? More to the topics of our symposium, what challenges do the trade policy and technology facets of this Second Green Revolution, and the concomitant increase in net food import dependency, pose to food sovereignty?
I’ll try to answer this question by developing four theses in response to four topics of discussion at the Nyéléni Forum for Food Sovereignty held in February in Mali.[4] The topics are 1) local markets and international trade; 2) local knowledge and technology; 3) access and control over resources and 4) production models.
Local markets and international trade
The slogan perhaps most associated with food sovereignty and trade is, “WTO Out of Agriculture!” The reason for this exhortation is that current trade-related rules impede realization of food sovereignty.
First thesis: Despite the WTO’s decision to develop binding disciplines on the so-called non-trade concerns to promote food security, rural development and livelihoods, it has not been able to design an effective policy tool to implement this decision. The decision reduces these three aspects of food sovereignty to criteria that may be used to justify a Special and Differential Treatment exemption to a general tariff reduction formula.[5] The ferocity of opposition to Special Products, especially by the United States, indicates the likelihood of a trade dispute challenge against developing countries using the Special Products tariff reduction exemption.
Consider the attempt by developing countries to implement the food security, rural development and livelihood or employment criteria of food sovereignty in the agreed framework of the Doha Round of World Trade Organization negotiations.
One implementation tool is a tariff (an import tax) reduction exemption for Special Products that developing countries prove can fulfill those criteria. According to Inside U.S. Trade, the Doha negotiations are stalled because India won’t lower its demands on Special Products until the United States cuts its domestic support payments in the Farm Bill. The U.S. won’t cut domestic support until and unless WTO members concede to U.S. demands for greater market access for its agribusiness, non-agricultural and service industries exports.[6]
The Group of 33 developing countries is negotiating for the right to designate up to 20 percent of all agricultural tariff lines as Special Products. The U.S. has countered with an offer to allow as Special Products just five of more than a thousand agricultural tariff lines — not enough to cover even one Special Product.
Maintaining a higher tariff is an indirect way of providing some protection against agriculture export dumping, i.e. selling at a price below the cost of production. IATP has calculated that U.S. agribusiness firms dumped five major crops from 1990 to 2003.[7] Tufts researchers have shown how below cost of production feedstuffs act as an input subsidy to the broiler chicken industry.[8] Input subsidies for crops can be challenged under WTO rules, but feedstuffs as inputs to livestock are not covered by the rules.
WTO anti-dumping rules are designed to measure damage to large industrial firms that can lobby their governments for protection, rather than to measure damage to farmers whose products compete against dumped agricultural exports. Oxfam, Action Aid, Christian Aid and other NGOs have documented the damage to food security, rural development and livelihoods of dumped exports.
However, only governments, not NGOs, can initiate the WTO trade dispute settlement system to seek redress for this unfair and destabilizing business practice. Few developing countries can afford the expense and withstand the retaliation of prosecuting a WTO agricultural dumping case. If the Group of 4 negotiations next week in India do not produce a deal that is imposed on other WTO members, Canada may decide to file a dispute settlement claim against U.S. agricultural dumping.[9] You won’t be able to count the number of friend of the court briefs for that case.
Local knowledge and technology
One Doha negotiating chip that Ambassador Susan Schwab will be taking to New Delhi is implementation plans for the Indo-U.S. Knowledge Initiative in Agricultural Research and Education. Food sovereignty puts a premium on using farmer knowledge and technology to develop indigenous crop and livestock varieties. The Nyélíni Forum reports, “The majority of the world’s food is still being produced or harvested at relatively small scales by local communities, based on local knowledge, using locally based technologies and locally available resources.”[10]
The Knowledge Initiative, whose corporate partners are WalMart, Archer Daniels Midland and Monsanto, will send 500 Indian students for U.S. doctoral and post-doctoral studies in food marketing, food safety, risk management in the futures and options markets, agri-processing, and agricultural biotechnologies. India will pay the costs of their studies, but any patents on their research will belong to the universities at which they study. In exchange for accepting the U.S. agricultural agenda, the U.S. ‘conceded’ to sell India nuclear energy technology that it is unable to sell in the U.S. market. The Initiative will ensure U.S. agribusiness access to India’s rich agro-biodiversity resources. Products developed from those resources will be subject to patent protections and monopoly marketing privileges similar to those in the U.S.[11]
Already, reports Devinder Sharma, WalMart and Monsanto have indicated that they don’t want research and product and development, but market access to be the immediate result of the Knowledge Initiative.[12] The Initiative assumes, all evidence to the contrary, that developing countries must depend on imported knowledge, technology and products for their food.
Second thesis: There is little, if anything, in the Doha Agenda, the bilateral trade and investment agreements, or in trade related capacity building projects that ensures that local knowledge, technology, resources and producers will drive agricultural research and development.
Technological missionaries, not withstanding their noble intentions of “feeding the world,” come with products whose commercial monopoly is guaranteed by enforcement of patents on those products. The products in question usually are developed on the basis of traditional knowledge about genetic resources used in the patented products. Then farmers are asked to buy a genetically engineered variety of seeds that local communities of farmers may have crossbred recently or even hundreds of years ago. For example, Monsanto’s Bt cotton seed developed for India costs 4-5 times as much as the indigenous varieties that served as the foundation seed for the Bt variety.[13] The cost price squeeze for Bt cotton in India has driven thousands of farmers to commit suicide.
Developing countries have proposed an amendment to the WTO intellectual property agreement to require patent applicants to disclose traditional knowledge and genetic resources used in patented products. [14] Disclosure would be a legal tool to bolster declining patent quality, a best endeavor provision of the WTO intellectual property agreement. Scholars have characterized incomplete or false patent documentation as part of the “patent pathology” that is preventing technological innovation.[15] Disclosure would also provide a documentary basis for licensing and reimbursement of traditional knowledge and resources that biotech and pharmaceutical companies usually have expropriated without any compensation whatsoever.
Licensing fees, to say nothing of compensation for bio-pirated resources, could contribute hundred of millions of dollars to developing countries, the source of most agro-biodiversity. Part of these fees could be directed to the stewards of in situ conservation of bio-diversity, an essential global public good. How to enforce multilateral rules concerning the sustainable and equitable use of traditional knowledge and practice will likely involve an “enforcement pyramid” composed of indigenous tribal, national and international governing bodies.[16]
With the exception of Norway, developed countries, holders of about 99 percent of all patents — have rejected any binding rules to protect and/or license traditional knowledge. This rejection has occurred not only at the WTO, but at the World Intellectual Property Organization, where the United States, the European Union and Japan are seeking to globalize recognition of their patents to reduce administrative costs and lock in monopolies for their products. If successful, the globally enforced patent could continue to expropriate local knowledge and technology, with no licensing fees or technology transfer requirements.
Seed purity harmonization with U.S. seed purity standards, facilitated by grants from the U.S. Agency for International Development, will disqualify traditional variety planters from access to credit or foreign markets. A free market in seeds will prevail, as long as you harmonize seed standards, buy the “right” kind of inputs, enforce patents and otherwise join the international food supply chain.[17] No wonder food sovereignty proponents cry out “No patents on life!” Or as the late plant scientist Bent Skovmand, an instigator of the underground vault in Norway protecting more than three million seed varieties, said: copyrighting computer generated gene sequences is “like copyrighting each and every word in Hamlet, and saying no one can use any word used in Hamlet without paying the author.”[18]
Access and control over resources
Although food production continues to outstrip population, according to FAO, the persistence of hunger results in part from lack of money to buy food and/or lack of access to or control over food producing resources.[19] Access to resources — land, water, inputs, training, post-harvesting technology, transport, financial credit, gender equality under the law etc. — is a crucial plank of the food sovereignty platform.
Third thesis: The technological fixes of the Second Green Revolution, if they entail expropriation, privatization and patenting of community resources, will greatly reduce, rather than expand, access to resources.
The intensification of production through transgenic varieties and perhaps in a few years, through synthetic biology[20], requires expensive inputs whose costs can only be recovered through applications to cash crops for export. Given the increasing agricultural trade deficit for least developed countries and the forty-year decline in agricultural commodity prices,[21] it is unlikely that most farmers will recoup the costs of transgenic varieties. These applications, even if they succeed technologically, are resource intensive diversions and invasions for those who provide food crops and household food security in most developing countries.
Access to resources is not only a matter of social justice but of economic efficacy, if not efficiency, in the substitute capital/technology for labor sense of efficiency in neo-classical economics. Without distributional equity of resources for the more than 70 percent of economically active women who work in agriculture in Least Developed Countries,[22] it may become impossible for them to continue to provide household and national food security.
At the Nyéléni Forum, the Women’s Declaration on Food Sovereignty states, “women, who have historically held the knowledge about agriculture and food, who continue to produce up to 80% of food in the poorest countries, and who today are the principal custodians of biodiversity and seeds for farming, are particularly affected by neoliberal and sexist policies.” Their call for women’s access to resources is not an abstract issue of legal equity before the law. None of the United Nations Millenium Development Goals (MDG) for food security, rural development and livelihoods will be met in food insecure developing countries without a gender effective distribution of resources.
The World Bank/ International Food Policy Research Institute report “Agriculture and Achieving the Millennium Development Goals” acknowledges the MDG 3 of “promote gender equality and empower women.”[23] But for all the talk of “mainstreaming gender” in multilateral technical assistance, the scale of international financial institution policy programs, to say nothing of loans, for empowering women farmers and rural entrepreneurs pales in comparison to support for contractors of the Second Green Revolution. If intergovernmental organizations and international financial institutions were to invest to secure access to indigenous resources, rather than to promote directly or indirectly imported technological fixes, female farmers who had managed to provide food, fiber and medicine for their household with little access to resources, likely could do a great deal more.
Production models
The last challenge to food sovereignty that I’d like to discuss today concerns production models. The Nyéléni Forum report states, “Food sovereignty and environmental stability are underpinned by agroecological production of food and the use of ecologically sensitive artisanal fisheries practices. But this form of production can only continue if society values and supports it and buys local foods whilst at the same time removing privileges and subsidies from industrial production systems that benefit transnational corporations.”
4th Thesis: The so-called efficiency of industrialized agriculture depends on externalizing core environmental, public health and social costs from prices and on taxpayer subsidies to compensate for farmgate prices that are below the cost of production . A production system that continues to count depletion of natural capital as economic growth cannot be made “Green” through a technology fix.
Agroecology, a site-specific form of largely organic agriculture production that relies on local knowledge and farmer participatory research, is dismissed as a romantic anachronism by those who believe only industrial agriculture can “feed the world” while managing such environmental problems as agro-biodiversity erosion, soil health depletion, and water quality degradation. The opponents of agroecology cannot be persuaded by the data bank of sustainable agricultural practices organized by Professor Jules Pretty, who calculated that the cost of environmental and public health externalization for British agriculture in 1996 alone amounted to over 2.3 billion pounds sterling.[24]
Nor can the critics if agroecology be disabused of unsustainable agricultural practices in light of peer reviewed controlled experiments comparing the effects of crop diversity vs. monoculture on incidence of rice blast on yield on 812 hectares in 1998 in Yunnan province, China. Blast severity, affecting an average of 20 percent of the monoculture control fields of glutinous rice, was reduced to one percent in plots where mixtures of four varieties were planted, resulting in an 18 yield increase compared to the monocultural plots. Gross value per hectare of mixed rice varieties was 40 percent more than for the monoculture. By 1999, no application of fungicides was needed to control rice blast in the mixed variety plots. Yunnan farmer interest in the genetic diversity experiment was such that by 2000, 40,000 hectares were planted with mixed rice varieties.[25]
Instead of experimenting with less chemically dependent agroecological methods, the proponents of industrial agriculture count on taxpayers to pay the costs of their environmental and public health damage. For example, in the U.S. Department of Agriculture’s 2007 Farm Bill proposal, the Environmental Quality Incentives Program (EQUIP) pays part of the tab for cleaning up Confined Animal Feeding Operation (CAFO) environmental problems. Farmers or corporate entities with up to an average adjusted annual gross income of $2.5 million are eligible to receive up to $450,000 in cost-share assistance. Due to Congressional budget restrictions, fewer than 800 EQUIP contracts paid out more than $100,000.[26] Rather than provide incentives for best environmental practices, a good part of EQIP’s $1 billion budget for fiscal year 2008 will go to enabling the construction of CAFO manure management facilities.[27] Even particularly risk operations, such as the Smithfield contractor hog manure lagoons in the flood plains and hurricane zones of North Carolina, allow the production of so-called cheap food, thanks to “disaster relief” provided by taxpayers. In the same Farm Bill, however, there is scarcely any funding or technical assistance for farmers who want to transition to organic farming.
There is much more that can and should be said about the economics and agronomics of radically reducing the chemical and livestock non-therapeutic antibiotics dependence of industrialized agriculture. Even more should be said about the extent to which agroecology can mitigate some of the worst agro-environmental and public health problems caused by industrial agriculture, such as the Dead Zone in the Gulf of Mexico and increasing human antibiotic resistance due in part to the non-therapeutic use of antibiotics in CAFOs and in industrial aquaculture.
As Kathleen McAfee writes, “Food sovereignty is as much an ecological project as an alternative economic paradigm.”[28] Despite its environmental and economic viability, food sovereignty practices receive little academic support or research money compared to the huge amount received by proponents of industrialized agriculture. So if you want food sovereignty to be a part of our future, you likely will have to take some risks with your careers.
Thank you for your attention to these remarks, and again, for the invitation to speak here today. I look forward to more discussion in what has been a very thought-provoking symposium.
[1] World Agriculture: Towards 2015/2030; Summary report. Food and Agriculture Organization. Rome, 2002. iv.
[2] e.g. Ackermann, Frank. “The Shrinking Gains from Trade: A Critical Assessment of Doha Round Projections.” Global Development and Environment Institute. Working Paper No. 05-01. October 2005. <http://www.ase.tufts.edu/gdae> and Gallagher, Kevin and Tim Wise, “Doha Round and Developing Countries: Will the Doha deal do more harm than good? RSI Policy Briefs. No. 22. April 2006. <http://www.ase.tufts.edu/gdae/Pubs/rp/DohaRIS2Apr06.pdf>
[3] Kempf, Hervé. “Nourrir 9 milliards de Terriens.” Le Monde. March 10, 2007.
[4] <http://www.nyeleni2007.org>
[5] Special and differential treatment in agriculture. FAO Trade Policy Technical Notes. No. 10. 2005. <ftp://ftp.fao.org/docrep/fao/008/j5529e/j5529e00.pdf>
[6] “G-4 Efforts To Dislodge Doha Stalled Over. U.S., India Fight.” Inside U.S.Trade. March 30, 2007.
[7] “United States dumping on world markets.” Sailing Close to the Wind: Navigating the Hong Kong WTO Ministerial.” Institute for Agriculture and Trade Policy. November 2005.
[8] Starmer, Elanor. Feeding the Factory Farm: Implicit Subsidies to the Broiler Chicken Industry. Global Development and Environment Institute. Working Paper No. 06-03. June 2006. <http://www.ase.tufts.edu/gdae/Pubs/wp/06-03BroilerGains.pdf>
[9] “United States Subsidies and Other Domestic Support for Corn and Other Agricultural Products.” Request for Consultations by Canada. World Trade Organization. WT/DS357/1. January 11, 2007.
[10] “Synthesis Report.” Nyéléni 2007 – Forum for Food Sovereignty. February 23-27, 2007. Sélingue, Mali.
[11] Sahai, Suman. “Nukes in favor, crops downgraded.” April 8, 2006. <http://www.indiatogether.org>
[12] Sharma, Devinder. “Indo-US Knowledge Initiative: Launching 2nd Green Revolution.” Keynote Address for the International Symposium on “Seeds and Biotechnology in Agriculture” at Mysore, India. April 18-19,2006.
[13] Sahai. Op cit.
[14] Suppan, Steve. “Amending WTO intellectual property rules to prevent bio-piracy and improve patent quality.” Institute for Agriculture and Trade Policy. July 2006. <http://www.tradeobservatory.org>
[15] Reichmann, Jerome. “Patent Law Harmonization and the Draft SPLT.” Open Forum on the Draft Substantive Patent Law Treaty (SPLT). World Intellectual Property Organization. March 1-3, 2006. SCP/OF/GE/06/INF/2 <http://www.wipo.org>
[16] Drahos, Peter. Towards an International Framework for the Protection of Traditional Group Knowledge and Practice. UNCTAD-Commonwealth Secretariat Workshop. Geneva. February 4-6, 2004.
[17] “The end of farm-saved seed?: Industry’s wish list for the next revision of UPOV.” Genetic Resources Action and Information Network. 2007. http://www.grain.org/briefings
[18] Cited in Douglas Martin, “Bent Skovmand, Seed Protector, Dies at 61.” The New York Times. February 14, 2007.
[19] McAfee, Kathleen. “Sustainability and Social Justice in the Global Food System.” Agroeclology and the Struggle for Food Sovereignty in the Americas. Ed. Avery Cohn et al. Yale School of Forestry and Environmental Studies. Report no. 4. 2006.
[20] Extreme Genetic Engineering: An Introduction to Synthetic Biology. The ETC Group. January 2007. <http://www.etcgroup.org>
[21] The State of Food and Agriculture. FAO Council. November 20-25, 2006. <ftp://ftp.fao.org/es/esa/sofa/sofa_2006_pingali.pdf>
[22] Spieldoch, Alexandra. “A Row to Hoe: The Gender Impact of Trade Liberalization on our Food System, Agricultural Markets and Women’s Human rights.” Friedrich Ebert Stiftung. 2007. 6.
[23] Agriculture and Achieving The Millennium Development Goals. Agriculture and Rural Development Department, The World Bank and International Food Policy Research Institute. Report No. 32729-GLB. 2005. 10
[24] Pretty, Jules. The Real Costs of Modern Farming. Resurgence. No. 205. March/April 2001. <http://www.resurgence.org> See also Jules Pretty. Agroecological Approaches to Agricultural Development. RIMISP. November 2006. < http://www.rimisp.org/getdoc.php?docid=6440>
[25] Zhu, Youyong et al. Genetic diversity and disease control in rice. Nature. Vol. 406. August 17, 2000. <http://www.nature.org>
[26] Environmental Quality Incentives Program (EQIP): Program Assessment. Soil and Water Conservation Society and Environmental Defense Fund. March 2007. 8-11. <http://www.swcs.org/documents/EQIP_assessment.pdf>
[27] FY 2008: Budget Summary and Annual Performance Plan. U.S. Department of Agriculture. 65. <http://www.usda.gov>
[28] McAfee, Op cit. 21.