Ga naar de inhoud

DP21[1] vzw organiseerde op 19 oktober 2006 in Brussel een middag over "transities en transitiemanagement" in het kader van de start van het nieuwe DP21-project "Naar coherente acties voor een duurzamer landbouw- en voedselsysteem". De inleiding werd gegeven door de Nederlandse professor Jan Rotmans, verbonden aan de universiteit van Rotterdam. Vooraf werd de volgende tekst toegezonden.

"Het creëren van een duurzame samenleving is van levensbelang voor de huidige en toekomstige generaties. Toch krijgt duurzaamheid van de politiek nog steeds niet de aandacht die zij verdient. We zijn er tot nu toe dan ook niet in geslaagd de hardnekkige problemen in sectoren als de landbouw, de gezondheidszorg en de energievoorziening het hoofd te bieden. Meer en meer wordt duidelijk dat een duurzame samenleving een echte cultuuromslag vergt. Via transities – maatschappelijke overgangen die tijd, durf en energie vergen – zullen verouderde maatschappelijke systemen (deels) moeten worden afgebroken om vervolgens opnieuw te worden opgebouwd.

Een transitie is een structurele maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties en milieu. Transities zijn traagwerkende veranderingen die zowel harde vernieuwingen (bv. technologie) als zachte vernieuwingen (bv. beleid) vergen. Een transitie bestaat uit één of meerdere systeeminnovaties die op hun beurt voortkomen uit product-, proces- of organisatorische innovaties. Een systeeminnovatie betekent een verandering in de manier van werken, het zijn integrale structurele vernieuwingen.

Voor transities bestaan geen blauwdrukken, ze zijn eerder mogelijke ontwikkelingspaden waarvan de richting en het tempo kunnen worden beïnvloed. Toch kan een transitie gestuurd en gemanaged worden. Dit betekent in concreto het scheppen van voorwaarden waaronder maatschappelijke vernieuwing kan plaatsvinden, via de juiste initiatieven op het juiste moment. Transitiemanagement kan niet volgens een vastomlijnd plan (dat is in strijd met de co-evolutionaire grondslag van transities), maar toch kunnen er een viertal activiteiten worden afgelijnd:

Het inrichten en ontwikkelen van een transitie-arena, een netwerk van innoverende actoren die in deze arena kunnen experimenteren. Het is belangrijk dat alle relevante actoren hierin vertegenwoordigd zijn.

Het ontwikkelen van lange-termijn visies voor een gemeenschappelijk transitiedoel in de vorm van een set van transitie-eindbeelden (of scenario’s),

Het sturen op leerprocessen en kennisontwikkeling via experimenten om zo vorm te geven aan de verschillende transitiepaden,

Het monitoren en evalueren van het transitieproces."

Het wordt snel duidelijk dat de factoren die bij transities een rol spelen niet alleen technisch van aard zijn. De organisatie en de structuur van de samenleving is ermee gemoeid en de heersende cultuur is medebepalend.

Transities zijn ingrijpend en zijn pas mogelijk als de samenleving op een breekpunt is aangekomen. In het transitieproces heb je te maken enerzijds met het "regime" dat dominante structuren en de heersende cultuur wil handhaven en anderzijds de "niche", waarin zich de mensen bevinden die een fundamenteel andere koers willen. Het regime is verbonden aan de de macht en ziet slechts heil in meer van hetzelfde, ofwel koershouden. Per definitie zijn transities regime- en machtswisselingen.

Om tot transitie te komen moeten niche-mensen en veranderingsgezinde regime-mensen elkaar vinden. Deze samenspraak moet leiden tot een cascade van innovaties : eerste moeten de heersende gedachten om, daarop volgt een systeeminnovatie. Pas dan kan een procesinnovatie volgen en tenslotte moet dit leiden tot productinnovaties. Voor productinnovaties moet dus eerst de weg bereid worden. Er is voor zo’n proces veel geduld nodig en gelijktijdig een bottom-up en een top-down benadering. Op die wijze is zo’n proces ten dele stuurbaar. Er is ook maatschappelijke beweging nodig om druk uit te oefenen.

Voor innovaties bestaan vaak nog geen markten; dus die moeten stap voor stap gecreëerd worden.

Transitiemanagement is een zoek- en leerproces en moeilijk verzoenbaar met deadlines en pas in de laatste plaats productgeoriënteerd. Te vroeg keuzes maken is riskant, op één paard wedden evenzeer.

De spreker heeft slechte ervaringen met klankbord- en stuurgroepen; rapporteren is mooi, maar vooral niet teveel op papier zetten, want het wordt toch niet gelezen.

Zijn verhaal is nogal bepaald door een zienswijze vanuit de Nederlandse situatie, die gemakshalve getransponeerd wordt naar België : "het zal in België niet veel anders zijn". Wat energievoorziening en landbouw betreft, zijn de verschillen tussen Nederland en België echter aanzienlijk. België draait voor een veel groter percentage op kernenergie dan Nederland. De Nederlandse agrarische sector is sterk export gericht, derde op wereldniveau; België is dat in veel mindere mate.

Waar de spreker aan de landbouw raakt – we zijn hier immers in een door de landbouw gekleurd gezelschap – verliest zijn verhaal aan consistentie. Een op Nederlandse omstandigheden gebaseerd  advies om op aanzienlijke schaal over te gaan op energiegewassen, dus een stuk landbouwareaal voor voedsel- of voederteelt prijs te geven voor de teelt van energiegewassen,  laat zich moeilijk rijmen met het feit dat Nederland kampioen is op het vlak van grondloze veeteelt en meer dan een vijfvoud van zijn eigen landbouwareaal op andere continenten nodig heeft om te voorzien in eiwitrijke diervoeders. Van de ca 40 miljoen ton sojabonen en derivaten daarvan, die het afgelopen jaar de EU binnenkwam, was Nederland een bovenevenredige afnemer.

Neen, er zijn andere prioriteiten. Kunnen wij niet zoals vroeger de voor de dierlijke productie nodige eiwitten zelf verbouwen ? Of althans daarmee een  begin maken om zo de import van overzeese plantaardige eiwitten terug te dringen ?

Zijn wij als samenleving bereid om de menselijke overconsumptie aan dierlijke eiwitten ter discussie te stellen ? En terug te brengen tot een gezond gemiddelde dat op minder dan de helft van het huidige niveau ligt ?

Opmerkelijk is dat de spreker geen poging heeft gedaan om duurzaamheid te definiëren. Dit lijkt toch noodzakelijk. Immers de beoogde transities en het daarmee gepaard gaande transitiemanagement  willen de samenleving duurzamer maken. Maar de ervaring leert dat duurzaamheid als begrip een wijde zak is, waarin ieder wel iets van zijn gading vindt of steekt om zich met het duurzaamheidsaureool te tooien. De keuze : overschakeling op meer energiegewassen dan wel op meer eiwitproducerende gewassen, is daarvan een voorbeeld. Als kringlopen sluiten prioritair is (en ook Jan Rotmans vindt dat), dan moet de keuze vallen op eigen eiwitrijke voedergewassen. Duurzaamheid is een relatief begrip; het meer duurzame zal moeten prevaleren.

Positief is het aan de orde stellen van de noodzaak van transities op veel vlakken van onze gecompliceerde samenleving en daarvoor een denkkader aan te bieden. Jan Rotmans gaf veel stof tot nadenken. Wervel kan zich herkennen in de niche-functie. Het is voor Wervel vooral zaak om veranderingsgezinde regime-mensen te vinden en te overtuigen. En daarnaast om consumenten van allerlei slag aan te spreken en tot veranderend gedrag te brengen.

Gert Coppens, 26 oktober 2006


[1] DP21 staat voor Dierlijke Productie in de 21e eeuw.