Ga naar de inhoud
De landbouwtredmolen door de ogen van kabinetchef & professor transitie

Landbouw en voedsel, Verrassend Actueel

E. Mathijs, J. Relaes, 2012, Acco, Leuven, 120 p.

Informatief en gestructureerd werk. Inleiding in de Vlaamse landbouw vanuit een gangbaar macro-economisch perspectief. Geschreven in vlugge, klare stijl. Boekje doorloopt in vogelvlucht de belangrijkste ontwikkelingen in de landbouw- en voedingssector en geeft het een analyse van trends, kernproblemen en toekomstverwachtingen.

Auteurs

  • Erik Mathijs (hoogleraar landbouweconomie aan KU Leuven)
  • Joris Relaes (kabinetchef Landbouw van Kris Peeters)

Beiden zijn autoriteiten op hun gebied en verdienen lof voor hun moeite om een toegankelijk werk te publiceren over een complex thema. Verrassend is de actualiteit van landbouw en voedsel natuurlijk alleen voor het oningewijde publiek.

Beetje kritiek

In hun samenvattende, bij vlagen nonchalante, werkwijze schuilt tegelijkertijd ook het belangrijkste algemene punt van kritiek. Hoewel het boek een paar fundamentele pijnpunten van het huidige landbouwsysteem aansnijdt, worden deze niet zodanig geaccentueerd dat er een bewustwording optreedt van hun belang en maatschappelijke consequenties. Het boek is niet geschreven om een kritische publieke discussie aan te wakkeren, maar heeft eerder het effect welbehagen te creëren gestoeld op de indruk dat het ‘allemaal wel goed komt’ omdat aan oplossingen ‘wordt gewerkt’.

Mogen we de auteurs ervan verdenken dat ze interesse in de landbouw willen opwekken, niet om mensen mee te laten denken, maar om de specialisten, waarvan zijzelf de eersten zijn, de legitimiteit te verschaffen om de zaken te regelen?

Korte bespreking

Toch zijn er interessante inzichten, weliswaar tussen de regels. Hier volgt een korte bespreking van het meest dwingende deel van het boek dat betrekking heeft op wat de auteurs de ‘fundamentele problematiek van de landbouw’ noemen, namelijk prijsinstabiliteit en de lage inkomens.

De neoklassieke economische theorie stelt dat prijsinstabiliteit inherent is aan de landbouwsector, door volgende eigenschappen:

  1. de vraag naar landbouwproducten is inelastisch: vraag naar voedsel blijft relatief stabiel ongeacht de prijs;
  2. het aanbod van landbouwproducten is niet elastisch: veel landbouwproducten reageren niet snel op de vraag – eens ingezaaid is er minstens enkele maanden geen weg meer terug;
  3. de productiehoeveelheden zijn onzeker: ondanks de mogelijkheden om     productierisico’s op verschillende manieren te beperken, blijven landbouwopbrengsten sterk afhankelijk van de grillen van de natuur  en dit zal met klimaatverandering alleen erger worden.

Als vuistregel geldt dat wanneer de vraag en aanbod inelastisch zijn, een verandering in productievolume (door goede of slechte oogst) een extra groot effect zal hebben op de prijs. De theorie geeft ook aan dat hoe groter de markt is, des te kleiner de verwachte prijsschommelingen zullen zijn. Dit wordt vaak als argument gehanteerd voor handelsliberalisering: hoe meer producenten in verschillende geografische regio’s eenzelfde gewas produceren, des te groter de kans dat ze elkaars goede en slechte oogsten zullen uitbalanceren.

Dit is aanvaarde theorie maar prijsvolatiliteit heeft natuurlijk ook belangrijke andere oorzaken, zoals kleine voorraden, de koppeling van voedsel- en energieprijzen, politieke paniekreacties, wisselkoersen en speculatie (zie FAO). Handelsliberalisering heeft ook een gigantische duistere zijde die betrekking heeft op de import van prijsinstabiliteit en het drukken van inkomens, maar dat komt helemaal niet aan bod.

De prijsvolatiliteit is slechts een aanzet tot het eigenlijke probleem van lage inkomens. Gemiddeld verdienen boeren al zeker sinds de jaren ‘80 minder dan het landelijk vergelijkbaar inkomen en die kloof wordt alsmaar groter. Hoewel gemiddelde cijfers de verschillen binnen de landbouwsector verhullen (een kwart van de boeren verdient meer dan het gemiddelde), tonen ze wel degelijk een realiteit. De auteurs vragen zich af waarom de inkomens laag zijn, en hoe dit op te lossen valt.

Verzekeringen

Boeren kunnen zich indekken tegen volatiliteit met verzekeringen, het vermeerderen van inkomensbronnen, productdifferentiatie, meedoen aan termijnmarkten, aanleggen van voorraden, enz., maar deze ingrepen bestrijden slechts de symptomen. Technologische vooruitgang wordt gezien als de enige oplossing die de oorzaak van prijsinstabiliteit en lage inkomens kan aanpakken. Maar hier zit de strop: technologische innovatie, zoals voorgesteld door de auteurs, is tegelijkertijd oplossing en uiteindelijke oorsprong van de malaise.

Het is de ‘destructief-creatieve’ dynamiek van technologische innovatie die de landbouwsector, net zoals de andere productieve sectoren van de economie, voortdrijft. Technologische verbeteringen hebben over het algemeen de verlaging van productiekosten en verhoging van productievolumes tot gevolg. De pioniers van innovatie kunnen op deze manier op korte termijn extra winsten behalen. Om niet uit de markt geprijsd te worden zijn andere bedrijven ook gedwongen de innovatie toe te passen. Aangezien de vraag naar landbouwproducten inelastisch is, resulteert een verhoogde productie in prijsverminderingen die vaak groter zullen zijn dan de daling in productiekosten. De meest logische oplossing voor het probleem van prijsdruk is dan schaalvergroting per eenheid van arbeid om het inkomen op peil te houden. De bedrijven die niet meekunnen, sluiten en de vrijgekomen gronden worden opgekocht. Zolang er genoeg bedrijven stoppen en er dus productiefactoren vrijkomen, blijft de sector volgens de auteurs ‘gezond’. Aangezien veel bedrijven niet stoppen, zij het door net afgesloten leningen, beroepsfierheid, gebrek aan alternatieven, immobiliteit van productiefactoren, etc., zullen deze landbouwgezinnen aan inkomen inboeten.

Dit fenomeen van de ‘tredmolen’ kent eigenlijk geen einde. Doorgetrokken tot zijn logische conclusie leidt het tot de totale vernietiging van de landbouw op ‘menselijke schaal’. Nog afgezien van de enorme sociale, culturele en ecologische consequenties lijkt het ook economisch niet vol te houden. Hoewel ze het niet met zoveel woorden zeggen, lijken de auteurs zich hier wel degelijk van bewust. Hoe zien zij dan de toekomst?

Het boek suggereert dat er een driedeling zal ontstaan in de landbouwsector:

  1. Een deel van de boerenbedrijven blijft ongedifferentieerde landbouwproducten produceren tegen lage prijzen en lage marges. Deze bedrijven blijven in de traditionele tredmolen en zullen het moeten hebben van technologische innovatie en schaalvoordelen.
  2. Een ander deel van de landbouwers zal zich richten op het produceren van gedifferentieerde producten voor consument-gedreven ketens. Het idee is dat, aangezien consumenten zich steeds bewuster lijken te worden van hun voedingsvoorkeuren, de hoeveelheid niches zal toenemen waar op de boer dan in kan spelen. Hoewel niches het potentieel bieden om uit de tredmolen te stappen, kan de toenemende verticale integratie van aanbodketens, gekenmerkt door marktconcentratie van de verwerkers en de distributie, roet in het eten gooien. Het machtsoverwicht van inkopers en prijsoorlogen bij supermarkten kunnen boeren heel wat meerwaarde ontnemen, waardoor ze toch in de tredmolen blijven.
  3. Een deel van de bedrijven keert zijn rug naar de grootschalige voedselketens en zet in op de korte keten van boer direct naar consument. Voorbeelden van zulke ‘direct marketing’ zijn hoeveverkoop, groenteabonnementen, boerenmarkt en ‘community supported agriculture’ schema’s in het algemeen. Maar ondanks de voordelen, loeren hier organisatorische moeilijkheden om de hoek. Een echt alternatief van omvang zullen dergelijke systemen dan ook enkel worden indien resoluut ondersteund.

Stille wanhoop

Ondanks de zelfzekerheid en de fiere loftrompet voor de Vlaamse landbouw, lijkt het boek een stille wanhoop te verbergen. De toekomstvisie, uitgesproken door twee vooraanstaande regime-actoren, komt erop neer dat de overgrote meerderheid landbouwers in de penarie blijft! Terwijl voor ons de tredmolen tragi-komische associaties oproept van een hamster die zinloos ronddraaiend zijn lol beleeft, staat in het Indiaas wereldbeeld het rad symbool voor het diepste menselijke lijden. Dit laatste beeld lijkt een correctere weergave van de psychologische en sociale essentie van de landbouwtredmolen.

Dan liever een transitie waarin nog voldoende plaats overblijft voor de boer.

Nikolai Pushkarev