Ga naar de inhoud

De voedselparadox

over het boek, in 14 interviews:

  • inleiding: John Habets & Henk Gloudemans,
  • De inleiding van Habets en Gloudemans is de bindende factor in het boek.
  • het thema: hoe is het mogelijk dat bijna één miljard mensen lijden aan honger en ondervoeding terwijl er wereldwijd geen voedseltekort is.

Op die fundamentele vraag geeft het boek een gefragmenteerd antwoord. Sommige interviews gaan zelfs nauwelijks of niet over die vraag, maar geven een zijdelings zicht op het probleem door in te gaan op de huidige door economie gedicteerde wereld. De lezer moet zelf met behulp van de inleiding de legpuzzel maken.

Susan George, bekend van haar boek How the other half dies, 1976, en pleitbezorgster van Attac, raadt aan om collectief in opstand te komen omwille van voedselzekerheid en – soevereiniteit. ‘Regeringen moeten handelen als in een oorlogssituatie . . . omwille van een duurzame economie.’ Organisaties als MST en La Via Campesina stelt zij ten voorbeeld; ngo’s moeten op Europees niveau tot samenwerking komen.

Francine Mestrum, auteur van De rattenvanger van Hameln, ziet de Wereldbank als een grote rattenvanger. De markt is geen machtsvrije ruimte; gelijke regels blijken voor ongelijke partners ongelijke regels te zijn. Een ‘vrije markt’ is een mythe. Ongelijkheid is het fundamentele probleem, niet armoede. Ontwikkeling(swerk) leidende tot goede infrastructuren en een sociaal stelsel, is verengd tot armoedebestrijding. Erger nog: geld van ontwikkelingshulp wordt aangewend voor vredesoperaties en zelfs voor het terugsturen van asielzoekers. Ook vraagt zij zich af of veel ngo’s wel een echt andere wereld willen.

Barbara van Paassen, adviseur van ActionAid, gaat in op de samenhang van honger met de opkomst van biobrandstoffen en het verschijnsel van landroof ten koste van lokale boeren. Er is sprake van mensenrechtenschendingen. In veel landen zijn eigendomsrechten niet gekadastreerd. Overheden maken daarvan misbruik en sluiten contracten met het buitenland, de eigen boeren negerend.

Jan Douwe van der Ploeg, ruraal socioloog in Wageningen (NL), klaagt de voedselimperia aan – reuzen op lemen voeten, die drijven op geleend geld: Albert Heijn (bijna failliet), Parmalat (na fraude failliet). Hij pleit voor een nieuwe landbouw die niet wezenlijk verschilt van de familiale en gebaseerd is op zelfstandig ondernemerschap en diversificatie, wat ook betekent: risicospreiding. Hij refereert aan de intensivering van de Chinese landbouw, die nog grotendeels in handen is van kleine boeren en met succes: in 1980 nog 600 miljoen mensen, vooral boeren, onder de armoedegrens, nu minder dan 10 miljoen. Merkwaardig is zijn schets van de Braziliaanse situatie. Het land is een grote agrarische exporteur, maar 60% van de bevolking lijdt aan een eenzijdig voedingspatroon. Hij signaleert miljoenen Brazilianen die terug naar het platteland willen wegens hun uitzichtloze situatie in de stedelijke slums. In meer voedselsoevereiniteit ziet hij de oplossing. Voor van der Ploeg is de Nederlandse situatie uit een oogpunt van voedselsoevereiniteit rampzalig. Nederland kent een zeer eenzijdige voedselproductie. Hij wijst op de risico’s van het eventueel stilvallen van de overzeese eiwitstroom naar Europa – de bodem onder onze vleesproductie zou ineens weg zijn.

Nellie Werner houdt zich bezig met het lot van inheemse stammen en hun rechten die na een VN-verklaring uit 2007 door een Conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie al in 22 landen, waaronder Brazilië, wettelijk zijn vastgelegd. In het Westen is armoede een monetaire kwestie; bij inheemse stammen is verlies van land en van zelfredzaamheid allesoverheersend.

Prem Bindraban, onderzoeker aan de universiteit van Wageningen, gaat in op biobrandstof. Planten zijn heel inefficiënt in het vastleggen van (energie uit) licht. In onze contreien per saldo minder dan 1%; in de tropen 2,3%. Houdt men rekening met de in de productie aangewende energie dan resulteert een rendement van 0,2% in onze streken en 0,8% rond de evenaar. Beslag leggen op landbouwgronden voor biobrandstof is onverantwoord. Bindraban gaat ook in op het waterverbruik voor voedselteelten – de landbouw stuit hier op zijn limieten, zeker als het vleesverbruik wereldwijd nog gaat toenemen. Hij bespreekt verder de ontwrichtende invloed van de soja-import in de EU en de rol van de Wereldhandelsorganisatie daarin. Hij geeft de voorkeur aan zelfvoorziening op regionaal niveau, ook in de rijke landen. Voor Afrika vindt hij dat in de meeste gevallen de landbouw kunstmest nodig heeft gezien de meestal arme gronden. In macrotermen is biologische landbouw voor hem geen oplossing.

Esther de Haan spreekt over de rol van multinationale ondernemingen, vooral die welke actief zijn in de grondstoffenwinning in Kongo. Hier is de schending van mensrechten het centrale thema naast de milieueffecten.

Otto Hospes spreekt over hoe het recht op voedsel waar te maken binnen het raamwerk van de mensenrechten, zoals in 1948 door de VN vastgelegd. Voedselhulp moet beschouwd worden als de ultieme actie. Veel andere acties moeten daaraan voorafgaan. Hij stelt het functioneren van de Nederlandse sojacoalitie ter discussie en dringt erop aan dat de discussie over duurzaamheid ook wordt gevoerd in termen van mensenrechten en -plichten.
Hans Achterhuis, auteur van De utopie van de vrije markt, stelt dat het ‘vrije markt’ mechanisme geen wetenschappelijke basis heeft. Hij spreekt veel over het falen van de vrije markt, maar niet over voedsel, en amper over armoede of honger. Vrijwilligerswerk prijst hij.

Ray Patel, activist en auteur met vooral Afrikaanse en Amerikaanse werkervaring, vindt dat markten sociale regels nodig hebben en dat gewaakt moet worden voor fictieve handelsgoederen, zoals de emissiehandel waarmee de vervuiling van het milieu een recht en een handelsgoed is geworden. Hij klaagt het afschuifsysteem aan dat ertoe leidt dat een hamburger in de VS 1$ kost, terwijl de all-in prijs rond de 200$ ligt. De externe kosten drukken vooral op de armsten. Hij stelt dat honger en armoede niet te wijten zijn aan een tekort aan voedsel, maar aan een tekort aan macht. De oproep van La Via Campesina tot voedselsoevereiniteit vindt hij sensationeel: ‘Mensen willen zeggenschap over wat ze nodig hebben om te kunnen leven: land, water, zaad en cultuur.’ Wervel kan het beamen.

David Korten is een VS econoom, bekend van het boek When Corporations Rule the World. Hij wijst de weg naar een economie van echte welvaart: ‘Geld uit het niets creëren, los van de creatie van iets van overeenkomstige waarde, is fantoom rijkdom.’ Voedsel uit Afrika importeren? Neen, wel Afrika helpen om zijn eigen voedselsoevereiniteit te realiseren.

Dirk Geldof, auteur van Onzekerheid. Over leven in de risicomaatschappij. Komende uit een welvaartsmaatschappij raken we nu verzeild in een risicomaatschappij. Hij bespreekt vijf domeinen waarin die risico’s tot uiting komen. Een sterk accent legt hij op de ‘ecologische schuld’ van de geïndustrialiseerde landen ten opzichte van het Zuiden en over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU zegt hij: ‘Er is geen reden om de landbouwsubsidies niet méér naar kleinschalige, milieuvriendelijke en biologische landbouw te laten gaan in plaats van naar grootschalige industriële landbouw.’

Diana Skelton, Amerikaanse activiste, is bezig met de extreme armoede in de zogenaamde vierde wereld. Ook voor haar staat centraal de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Voor haar zijn de millenniumdoelstellingen van 2000 een echte stap voorwaarts in tegenstelling tot…

Francine Mestrum die zegt: ‘De millenniumdoelstellingen kúnnen gewoon niet gehaald worden. . . met de huidige groei duurt het volgens de VN tot 2147 voordat in Afrika de extreme armoede met de helft is verminderd! 54 landen zijn vandaag de dag armer dan ze in 1990 waren!’

Peter Tom Jones, bekend van het boek Terra incognita staat voor een ethiek van verbondenheid en wil naar een ecologische economie in plaats van een milieueconomie. Hij keurt de sojastroom naar het veevoer af en stelt: ‘De veesector is op dit moment verantwoordelijk voor meer uitstoot van broeikasgassen dan alle transport wereldwijd samen.’ Vrijheid van handelen is voor hem een relatieve vrijheid, een vrijheid samen met anderen. In plaats van een milieutax zou hij liever verhandelbare vliegquota zien. Het zou de armen, de niet-vliegers, nog iets opleveren; een milieutax in zijn ogen niet. [volgende berekening is voor verantwoording van Gert Coppens: 5,3 triljoen burger-vliegkilometers (cijfer van 2012 volgens .ICAO.INT), ofwel ca 750 km per wereldburger à €0,05 = €37,5.] Verrekening via ziekenfonds? Voor een gezin met drie kinderen zou dat een basisinkomen van €190 per jaar zijn. Bescheiden maar ook revolutionair.

 

De voedselparadox, uitgave van Stichting WereldDelen, Tilburg NL, 2013, 196 p.

 

 

Gert Coppens