Agro-ecologie: de laatste landbouwrevolutie?
Na 25 jaar Wervel konden we op een rijtje zetten wat in die kwarteeuw is gebeurd, maar dat doen we niet. We kijken verder achteruit. Heel ver zelfs. Van daaruit kijken we vooruit, een beetje toch. Wordt agro-ecologie de laatste landbouwrevolutie?
Bestendiging van de akker
Sinds de mens land heeft ontdaan van de spontane plantengroei, bos of weide of iets daartussen in, is hij er gedomesticeerde planten op gaan telen. Dat is waar landbouwkunde over gaat: de bestendiging van de akker (Latijn ager). Daarbij hebben mensen de vruchtbaarheid van de akker proberen te handhaven, maar hoe hebben ze dat gedaan? In de fase van zwerflandbouw, werd een klein stukje bos (Lat. silva) gekapt, om er gewassen te telen gedurende enkele jaren, tot de vruchtbaarheid te veel afgenomen was. Het stuk bleef daarna braak liggen. Het omliggende bos kon zo de vruchtbaarheid op een natuurlijke wijze opwaarderen. Het kon, in een gematigd klimaat, enkele tientallen jaren duren voor de zwerflandbouwers op die plek terugkwamen.
Ecologische successie
Als je niet ingrijpt evolueert een akker (ager) spontaan naar een bos (silva). Daar zijn enkele tientallen tot honderden jaren voor nodig. Dat spontaan proces heet ecologische successie en wordt in de eerste fase gekenmerkt door vergrassing (saltus). Het eindpunt van de successie, het bos, heet climaxvegetatie.
Ecologische successie is een proces van spontane energie-opstapeling, die van saltus en silva eigenlijk ecologische energiebronnen maakt.
Permacultuur gebruikt technieken om de ecologische successie te versnellen. Bijvoorbeeld enkele stikstof-fixerende struiken of bomen rond een fruitboom aanplanten, ze snoeien en het snoeisel ter plaatse laten verteren. Zo komt heel wat stikstof beschikbaar voor de fruitboom, zowel onmiddellijk via de struikwortels, als op termijn via het snoeisel.
Verkorting van de braak
De braakperiode verkortte stelselmatig. Die verkorting was vooral het gevolg van de bevolkingstoename. In een volgende fase werd, naast het omliggende bos, ook grasland/graasland (Lat. saltus) ingezet als reservoir van bodemvruchtbaarheid. De uitbreiding van de veestapel, in het bijzonder die van herkauwers, die de cellulose van door gras gedomineerde vegetatie kunnen verteren, verveelvoudigde in West-Europa de opbrengst per hectare.
De mest afkomstig van grazende dieren kwam inderdaad op de akkers terecht. Bovendien maakte de teelt van voedergewassen, als tussenteelt voor de graangewassen, nog meer uitbreiding van de veestapel mogelijk en dat leverde weer meer mest op. Dat alles dankzij veel arbeidskracht en zwaar labeur. Uiteindelijk werd de braak zelfs afgeschaft.
Deze universele trend legde Ester Boserup in 1965 bloot in haar klassieker The Conditions of Agricultural Growth: The Economics of Agrarian Change under Population Pressure.
Industriële landbouw
De Industriële Revolutie bracht ook de industriële landbouw voort. Met olie en staal zou dat hard labeur eindelijk verholpen kunnen worden. Fossiele brandstoffen – met geweld goedkoop gehouden – lieten toe de akker kunstmatig te bestendigen. De opbrengsten namen opnieuw toe, zonder dat er nog silva of saltus onder enige vorm nodig was. Meer nog: die twee natuurlijke componenten stonden in de weg van meer grootschaligheid, die nodig was om de arbeidsefficiëntie op te krikken. Gevolg was wel een systeem dat weinig schokbestendig was en een hoge ziekte- en plaagdruk had.
De oplossing zat in allerlei chemische plant protection products, als term een relatief recent eufemisme voor pesticiden, insecticiden, herbiciden, fungiciden, en aanverwante, landbouwgif dus. De akker was dermate productief dat zelfs de veehouderij nieuwe wegen insloeg en herbivoren werden omgetoverd tot granivoren. Herkauwers hebben niet langer behoefte aan veel gras, waarmee ze miljoenen jaren zijn geco-ëvolueerd (1). Met een soja-maïs dieet kunnen ze dankzij de goedkoop gehouden kunstmest meer produceren. De industriële landbouw is zeer inputintensief. Het bruto-rendement per hectare (hoeveel euro’s brengt dat op?) heeft voorrang op de klassieke opbrengst per hectare (hoeveel houd ik over?). Ten koste van de kapitaalsproductiviteit en de energie-efficiëntie.
Dure landbouw
Industriële landbouw kost ontzettend veel energie in verhouding tot de energie die hij oplevert. Bovendien degradeert de bodem en zijn de gevolgen voor biodiversiteit, gezondheid, waterkwaliteit en klimaat nefast. Een overgebruik van industriële energie zoals kunstmest verhindert de symbiose tussen plantenwortels en micro-organismen (Rhizobiumbacteriën of mycorrhizale schimmels). Niet voor niets stapelen VN- en andere rapporten zich op die aan de alarmbel trekken over industriële landbouw als no longer an option.
Een geïnformeerd mens is intussen een illusie armer, namelijk dat akkers kunnen worden bestendigd met veel chemie, olie en staal. Te meer daar die schaars worden, zo niet uitgeput.
Marjolein Visser: “Is het ooit in te schatten wat voor human and social capital we vergooi(d)en door zo eenzijdig te mikken op kapitaalintensivering op basis van te goedkope fossiele energie?”
Herverweving
In plaats van industriële energievormen, kunnen we beter levende energievormen aanwenden, en die zijn te vinden in saltus en silva. Als grasland en bos opnieuw met ager, de akker, worden verweven, komen we uit bij wat we tegenwoordig agro-ecologie noemen.
Wordt agro-ecologie de laatste landbouwrevolutie? De omslag is al gestart en uit zich op verschillende manieren, zoals de volgende:
- Via compost mest en houtig materiaal samen op de akker brengen
- Gras en vlinderbloemigen herwaarderen, al dan niet in teeltwisseling met de akker, in mengteelt of blijvend
- Gras herwaarderen voor het welzijn van het vee en voor de kwaliteit van het vlees en de melk.
- De boscomponent verweven wat vandaag agroforestry of boslandbouw heet, in de breedst mogelijke interpretatie: houtsnippers als strooisel, hagen, bomenrijen, solitaire bomen, korteomloophout met pluimvee, meerlagige contourboslandbouw, hoogstambegrazing, enzovoort.
De mogelijkheden zijn eindeloos, en velen, boeren, tuinders en tuiniers, zijn er op kleine schaal – toevallig? – al mee bezig. [zie ook boekbespreking Herstellende landbouw] Naast de bodemvruchtbaarheid is er nog een belangrijke agronomische reden om te verweven: onkruiddruk, ziekten en plagen beheersen.
Martin Wolfe, epidemioloog en onderzoeker aan het Organic Research Centre (VK), formuleert een belangrijk principe bij het ontwerpen van een veerkrachtig agro-ecosysteem:
Bouw zoveel als praktisch mogelijk genetische diversiteit in, door op een zo klein als praktisch mogelijke schaal, habitats, soorten en variatie binnen de soorten met elkaar te verweven.
Belangrijke reden is ook efficiëntere benutting van instralend zonlicht en van bodem, zonder inzet van veel kapitaal, wel wat arbeid. Daartegenover staat een toegenomen autonomie en een hoge productiviteit. Alles te samen komt de aanpak van sterkte door diversiteit neer op: meer natuur in landbouwlandschappen.
Biodiversiteit wordt een productiefactor. De claim van natuurliefhebbers op bepaalde landschappen maakt dus het best geen abstractie van het feit dat de meeste habitats en soorten samenhangen met landbouw, in de agro-ecologische invulling althans.
Kansen en hoop
Het vergt lef om de agro-ecologische landbouwrevolutie vorm te geven. Wie eraan begint, verdient respect, maar ook ondersteuning. Er groeit stilaan een breder draagvlak van mensen die zich niet meer laten beetnemen, noch door gesponsorde voedingsmarketeers, noch door be-lobbyde politici.
Landbouwers kunnen nu al inspelen op verweving tussen stedelijke leefstijlen en voedselproductie. Een uitdaging zal zijn om stromen van energie en nutriënten productief aan te wenden, door recyclage en door sluiten van kringlopen. Koffiegruis ophalen om paddenstoelen op te kweken, stadslandbouw, CSA: het zijn maar enkele voorbeelden van investeren in diverse voedselproductie.
Volgens onderzoek van Jan Douwe Van der Ploeg in Italië zijn, in vergelijking met industriële landbouwers, op diversiteit gerichte landbouwers optimistischer over hun toekomst. Opzij, opzij, opzij. Maak plaats, maak plaats, maak plaats!
Jeroen Watté
Schrijf je in op de nieuwsbrief agro-ecologie!
Noot:
(1) Co-evolutie is het proces in de evolutie waarbij organismen zich voortdurend aan elkaar aanpassen. Vaak leidt co-evolutie tot een samenwerkingsverband, waarbij beide soorten niet meer zonder elkaar kunnen. Bvb. gras en koe
Deze tekst is geïnspireerd door “Agro-ecologie in een notendop” van Marjolein Visser, ULB (Oikos 60, 2012 en Oikos 66, 2013)