Ga naar de inhoud

Landwijzer leidt niet alleen bio-boeren in spé op, ze richten ook cursussen in die een breder publiek kennis wil laten maken met agro-ecologie. In vijf lesdagen over het hele land leer je een aantal basisprincipes over bodem, teelten en de rol van dieren, maar ook over bedrijfsvoering, distributie en marktwerking. Arthur volgde de reeks en neemt 6 stellingen mee die hem doorheen de cursus duidelijk werden.

1. Boeren is ondernemen in alle diversiteit

De Wassende Maan maakt groentepakketten, het Livinushof produceert op grote schaal wintergroenten, Milagro specialiseerde zich in de teelt van pompoenen die ze laat op het seizoen oogsten en Ecodal verruimde zijn bedrijf met een belangrijke poot als importeur van groenten uit Spanje en Italië. De biologische landbouw kent heel wat diversiteit qua bedrijfsvoering. Net zoals in een natuurlijk ecosysteem zoekt iedereen z’n eigen niche. De biodynamische landbouw heeft bijvoorbeeld ook een meer spirituele invalshoek dan de louter biologische landbouw. 

2. Het grootste probleem bij de bio-sector is het gebrek aan efficiëntie bij de distributie

Erik Krosenbrink, de begeleider van de cursus,bleef erop hameren: de meerprijs van bio vindt zijn oorsprong niet op het veld, maar wanneer de producten het boerenbedrijf verlaten. Erik heeft als pionier van de biologische landbouw in België misschien wel iets te vertellen: hij richtte mee Biogarantie op en gaat al decennia mee in de sector. De traditionele groothandelaars van bioproducten nemen een ontzettend grote marge op hun producten. Iets wat bijvoorbeeld. de supermarkten ook niet zo erg vinden want hun marge voor bio-producten zijn dezelfde als die voor gangbare producten. Dit betekent dus extra winst bij dure producten. Natuurlijk bieden niet alleen de supermarkten bioproducten aan. Kleinere biowinkels of natuurvoedingswinkels hebben echter meestal een lagere omzet waardoor hun vaste kosten zwaarder doorwegen per product. De supermarkten gaan met andere woorden lopen met hun schaalwinsten en de kleintjes hebben ze niet. 

Daarom is Krosenbrink zo’n ambassadeur van nieuwe biowinkelconcepten zoals The Barn. Dat is een groeiende bio-winkelketen in het Brusselse (en Antwerpen) dat zich toelegt op verse producten. De initiatiefnemers hebben een verleden bij Decathlon en hebben dit efficiëntie gedreven werken toegepast op bio-producten. Ze zetten sterk in op een grote omzet en een aangename maar eenvoudige winkelervaring voor de klanten. Het concept kan volgens hen echter wel alleen werken in wijken met een dense bevolkingsdichtheid: Brussel is ideaal, in de buurt van de Antwerpse winkel wonen er al veel minder mensen.

Diversiteit

Dit discours roept natuurlijk een belangrijke vraag op. Is doorgedreven efficiëntie de manier waarop we de markt voor bio willen doen groeien? Met Wervel zetten we in op voedsel in eigen handen: we zien dat er heel wat nieuwe kleinere coöperatieve voedselwinkels ontstaan met een sterke link tussen de eters en de telers. We beschouwen dit als een belangrijk onderdeel van de voedselvoorziening van de toekomst. Hoewel dit niet per se hoeft, kenmerken deze winkels zich sterk in een conviviale kleinschaligheid. De winkels willen vaak een motor zijn van verbinding in de buurt. We merken dat zowel in de stad als  in het landelijke Vlaanderen meer nood is aan zo’n ruimtes en we vinden voedselwinkels hiervoor een geschikte plek. 

Boerenmarkten, hoevewinkels, CSA-boerderijen, etc. bieden ook zo’n ruimtes aan. Maar een boer moet natuurlijk niet de priester of burgermoeder zijn die de samenleving gesmeerd doet lopen. Er moet vooral eten op de plank komen: zowel voor de eters als voor de boeren. 

De economische realiteit mogen we dus niet negeren. 

De vraag is niet of we wel moeten optimaliseren, maar naar wie die optimalisatie gaat. Verkoopplatformen en handelaren moeten ten dienste staan van boeren en eters, ze moeten niet ten dienste staan van zichzelf. Door op de juiste schaal te werken kan er winst gemaakt worden die geïnvesteerd moet worden in de bodem en de arbeiders en voor een betaalbare prijs voor de eters.

Optimalisaties

Om die optimalisaties te bekomen moeten kleine spelers met elkaar leren  samenwerken. Een boer is te veel tijd kwijt als hij aan elk winkeltje apart moet leveren, door samen een distributieplatform te vormen kan je op een efficiënte manier aankopen bundelen. 

Als initiatief moet je kijken wat je voornaamste rol is: wil je vooral Lokaal, Ecologisch en Fair voedsel toegankelijk maken in je omgeving voor zo’n groot mogelijke doelgroep? Wil je boeren ondersteunen in hun omschakeling? Of wil je vooral inzetten op het sociale en de verbinding maken met de buurt?

Waarschijnlijk zal elk voedselinitiatief zich ergens situeren op de schaal. Er is daarbij geen juist of fout, maar het is wel belangrijk om hier helder over te communiceren tegenover je partners en klanten. 

3. Voor elke boer zijn er 5 controleurs en raadgevers

In Vlaanderen en de wereld daalt het aantal boer.inn.en al decennia. Maar zij worden steeds vaker ondersteund door experts die aan wal blijven. Boeren stellen daar soms vragen bij: een leger van controleurs die met excelsheets en handboeken boeren in hun hand hebben. De boer.inn.en voelen zich te veel gecontroleerd en te weinig ondersteund in hun zoektocht naar beter boeren.Gangbare boeren krijgen advies die hen moet leiden tot extra aankopen van materialen of chemische inputs.  

Daartegenover staat de onderlinge uitwisseling die onder meer biodynamische boeren kennen. Tijdens intervisie-bezoeken kijken collega-boeren naar stand van zaken en ambities rondom diverse thema’s zoals de zorg voor de bodem en biodiversiteit, de voedingskwaliteit, maar ook economische veerkracht en  sociale verbindingen.

4. Ongelijke machtsverhoudingen ook in de bio een realiteit

Sommige bedrijven die we bezochten hadden in het verleden ook geleverd aan supermarkten. Maar de meeste zijn hiermee gestopt. Waarom? De inkopers waren volgens de boeren te kieskeurig (je kent het verhaal van de groenten die in de verpakking moeten passen) en komen soms hun afspraken niet na. Omdat het menselijke aspect ontbreekt – sommige inkopers waren in geen twintig jaar op de boerderij geweest- kan er moeilijk een goede band ontstaan tussen boer en supermarkt. 

5. En wat is agro-ecologie nu precies?

In de cursus hebben we geen moeite gedaan om een heldere definitie te hebben van agro-ecologie. Het was voor mij persoonlijk iets te vaak inwisselbaar met biologische landbouw. Hoewel ik de flou artistique interessant vindt zodat er ruimte is voor experiment vind ik het wel gevaarlijk om termen door elkaar te gebruiken. Het was interessant geweest om bijvoorbeeld te kijken hoe agro-ecologische principes vanuit de biologische landbouw al dan niet ingang te vinden in gangbare landbouw en waar agro-ecologische pioniers verder gaan dan biologische landbouw. Het belang van de bodemgezondheid neem ik alvast mee als één van de essentiële pijlers van de agro-ecologische landbouw. 

6. Gebrek aan vrouwen?

De boerenwereld is vandaag nog steeds een mannelijke wereld. Hoewel er een grote diversiteit was in de types bedrijven die we bezochten, waren het steeds mannen die ons les gaven. In het verleden zijn hier door de studenten van Landwijzer al vaker vragen rond gesteld. Een vraag die we graag versterken.

(Ondertussen kregen we reactie dat er wel degelijk heel wat vrouwen deelnemen aan de cursus en actief zijn in de landbouw. Maar het mag zeker nog meer zijn.)

De cursus van Landwijzer heeft me verschillende zaken bijgebracht. Ook heel fijn om te zien hoe meer en meer mensen interesse krijgen in agro-ecologisch boeren. Daar zetten we ons ook bij Wervel elke dag voor in.