Nederlandse melkveehouderij draagt bij aan ontbossing in Zuid-Amerika
De Nederlandse melkveehouderij moet flink gaan investeren om zijn duurzaamheid te vergroten. Het idee dat de sector voorloopt op buitenlandse collega’s, is voor een groot deel onterecht. Dat staat in een advies dat werd aangeboden aan het Nederlandse landbouwministerie door de Stuurgroep Technology Assessment, een onafhankelijk adviesorgaan van de overheid.
De melkveehouderij levert goede producten en een fraai landschap. De koeien leiden bovendien een relatief goed bestaan. Anderzijds draagt de sector echter ook bij aan ontbossing in Zuid-Amerika en heeft de melkveesector een groot aandeel in de emissies van broeikasgassen en ammoniak in Nederland. Met die boodschap roept de stuurgroep Technology Assessment op tot actie.
Ter ondersteuning van het advies heeft het Landbouweconomisch Instituut de duurzaamheid van de Nederlandse melkveehouderij vergeleken met die in Duitsland, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten. De conclusie luidt dat Nederland niet zonder meer duurzamer werkt dan de buitenlandse concurrenten. Alleen de melkveehouders in Texas staan enigszins op achterstand, aldus de stuurgroep. Daarmee is volgens hem het Rabobank-rapport ontkracht dat vorig jaar stelde dat het niet mogelijk is nog duurzamer te gaan werken omdat dit zou leiden tot te veel concurrentienadelen.
Het adviesorgaan doet aanbevelingen aan zowel de melkveehouderij en de zuivelindustrie als aan de overheid, de supermarkten en de maatschappelijke organisaties. Zo worden de supermarkten opgeroepen te stoppen met het gebruik van melk als stuntartikel. De overheid zou er onder meer moeten voor zorgen dat duurzaam werkende melkveehouders meer Europese inkomenssteun ontvangen dan minder duurzaam werkende collega’s.
"Duurzaamheid staat hoog op onze agenda", reageert Siem-Jan Schenk van de landbouworganisatie LTO. "Zo maakt de zuivelindustrie afspraken met veevoederleveranciers over de ontbossing in Zuid-Amerika. In 2011 zal in principe alle gebruikte soja aan de duurzaamheidseisen voldoen. Op het gebied van de broeikasgassen is door vermindering van het kunstmestgebruik sinds 1995 al een reductie van 20 procent gerealiseerd. Je kunt zeggen dat nu de makkelijke maatregelen zijn genomen. Om verdere resultaten te bereiken, bijvoorbeeld via het veevoerspoor, is nog heel veel onderzoek nodig. Daar heeft LTO initiatieven voor genomen".
Schenk stelt dat de sector haar verantwoordelijkheid wil nemen, maar voegt er aan toe dat hij van de overheid een stimulerende rol verwacht. "Die moet zorgen dat de boeren handvatten krijgen om ermee aan de slag te gaan", klinkt het.(KS)
(Overgenomen uit VILT 23/07/2007)