Ga naar de inhoud

“Ik ben aangezet tot actie”. Zo besluit Elien ons jaarlijks Wervelweekend. Met 30 geïnteresseerden hebben we er nagedacht en geleerd over een eerlijk, meer democratisch voedselsysteem. We volgden workshops over het belang van bodem, de opkomst van samenwinkels en de transitie naar regeneratieve landbouw. Welke inzichten we hebben opgedaan? Dat lees je hier.

Omschakeling naar agro-ecologie

Vrijwilligster Lieselot inspireerde ons met een voorstelling van hoe boeren in de tropen stapje voor stapje omschakelen naar een agro-ecologische landbouw. Cruciaal voor haar is het samenzitten aan de tafel met de boer, en te vragen waar zij tegenaan lopen. Zo vertrekken zij vanuit hun persoonlijke noden en kunnen ze samen een realistische aanpak voor transitie ontwikkelen.

Uitzoomend naar het grotere plaatje haalt Lieselot haar inspiratie uit de donut economie, waarbij de planetaire grenzen beschermd worden én er ook voldoende sociale bescherming is voor iedereen.

Belang van bodem

Hoe komt het dat meer dan 90% van onze gangbaar beheerde bodems elk jaar wat dunner wordt? Of anders gezegd: hoe komt het dat onze bodems veel koolstof verliezen en significant bijdragen aan klimaatopwarming? Daarvoor moeten we terugkijken in de geschiedenis van de landbouwwetenschappen.

Voor 1840 verstonden wetenschappers en boeren bodemvruchtbaarheid als iets dat je met gelokaliseerde kennis en boerenverstand kon opkrikken. De waarde van organische stof voor plantgezondheid werd niet betwist. En toen kwam chemicus Justus Von Liebig zonder experimenten en agronomisch inzicht met een wondermiddel: kunstmest. Hij reduceerde het complexe begrip van plantenvoeding tot “NPK-denken”: stikstof, fosfor en kalium. Vandaag lijken we daar nog grotendeels in vast te zitten. Da’s raar, want destijds haalde Von Liebig de peer review niet eens. Zowel boeren als wetenschappers waren achterdochtig. Maar er waren belangen mee gemoeid: de kunstmestindustrie verleende zichzelf een aura van wetenschappelijkheid doordat ze vooral onderzoek financierden om vanalles te becijferen, maar echt zeggen hoeveel meststof op een bepaalde bodem nodig was, konden ze niet. Toen niet en nu nog steeds niet. 

Na de eerste wereldoorlog nam het kunstmestgebruik fel toe, zeker in Duitsland dat plots geen veevoer meer kon importeren. Maar in 1920 kwamen vooraanstaande landbouwchemici tot het besef dat ze onvoldoende rekening gehouden hadden met verzuring door kunstmest. Ze gaven openlijk toe dat ze het nog steeds niet wisten. Er onstonden tegenbewegingen: de biodynamie van Rudolph Steiner en de biolandbouw van Albert Howard. Maar de geest was echter uit de fles: toen kunstmestproductie industrialiseerde, gingen het gros van zowel wetenschappers als landbouwers de richting uit van erosie: van kennis en van humus.

Ook vandaag blijft bij veel boeren terecht achterdocht bestaan over de accuraatheid van bodemtesten. Bij meer en meer boeren en wetenschappers groeit het inzicht dat plantenvoeding best via het bodemmicrobioom gebeurt, niet via wateroplosbare ionen dus, maar via een welig tierend bodemleven. De kennis over hoe dat microbioom kan hersteld worden na een decennia lange chemische en fysische oorlogvoering met kunstmest, pesticiden, ploegen en monoculturen neemt toe. Het kan via alles wat biodiversiteit herstelt: polyculturen, schimmeldominante compost, gewasrotatie, houtachtigen, herkauwers die eigenlijk fermentatietanks zijn die met hun kwijl en mest voortdurend de bodem en de planten inoculeren. Al deze elementen tegelijk toepassen is dringend nodig, want de situatie is ernstig. Diversificatie bovengronds leidt tot diversificatie ondergronds. Zo bekomen regeneratieve landbouwers een performanter bodemleven dat niet alleen gezonde planten voortbrengt, maar ook tal van andere ecosysteemfuncties herstelt, van waterinfiltratie tot koolstofsequestratie. Klimaatafkoelende landbouw bestaat dus. Daarbij tonen pionierboeren de weg aan wetenschappers, en niet andersom. Het kan allemaal veel sneller dan gedacht wordt in de old-school landbouwwetenschappen. Maar daarvoor moeten we bewust kiezen. Als samenleving.

Hoe raken we allemaal vooruit? Welke inzichten zijn de belangrijkste om breder bekend te maken? Hoe gaan we dat doen? Moeten boeren vergoed worden voor ecosysteemdiensten? Zoja, door wie?

Rond al deze vragen gingen we aan tafel en er was veel waardevolle inbreng, waar Wervel nu mee aan de slag gaat.  Word je warm van al die beestjes onder de grond? Meld je aan als bioomherstelvrijwilliger bij jeroen@wervel.be.

Samenwinkels: naar meer autonomie voor eters en boer.inn.en

Arthur onderzocht de voorbije maanden de mogelijkheden van samenwinkels en stelde zijn bevindingen voor aan de groep. 

Sinds de jaren ‘50 hebben supermarktketens een dominante plek ingenomen in de manier waarop we voedsel aankopen. We zijn met z’n allen gewoon aan de loopbandkassa, winkelkar en overvloedige marketing die ons moet overtuigen om meer te kopen bij de juiste keten. De supermarkten verkregen een sterke marktmacht en leggen zo hun spelregels op. Ze opereren als flessenhals waar producenten door moeten om eters te bereiken. Ze zijn een prijszetter geworden. Daarnaast kunnen ze klanten sturen in hun aankopen. Zo verloren zowel eters en boer.inn.en hun autonomie. Tijd om daar verandering in te brengen en te onderzoeken hoe nieuwe modellen andere spelregels kunnen introduceren.

De korte keten kent al verschillende modellen die het eigenaarschap terug dichter bij boer.in en eters brengen zoals Voedselteams, hoevewinkels, gemeenschapsboerderijen (CSA) en boerenmarkten. Sinds enkele jaren is er ook een nieuw model in opkomst. In een samenwinkel houden buurtbewoners de winkel samen open.

Vaak beginnen samenwinkels, zoals beescoop, bloum of  biobes, met een samenaankoop van ingrediënten met afhaalmomenten, met als ambitie om dit op te schalen naar een winkel met brede openingsuren. In sommige modellen zijn de winkels alleen open voor leden, in andere modellen kan iedereen klant zijn. Leden kunnen gevraagd worden om een bijdrage te leveren via een maandelijks contributie of door mee te helpen in de winkel. De samenwinkels die participatief en gesloten werken zijn vooral in steden te vinden, waarbij Brussel veel initiatieven telt. In landelijke gebieden kiest men eerder voor open modellen zodat de instapdrempel kleiner is. Vrijwilligers krijgen dan vaak korting. Bij winkels die kiezen voor een coöperatief model zijn de leden ook mede-eigenaar door de aankoop van één of meerdere aandelen. Vaak zijn de leden ook sterk betrokken bij de beslissingen voor ingrijpende keuzes en kunnen ze meewerken aan aansluitende activiteiten. 

Samenwinkels kennen heel wat uitdagingen:

  • De juiste marge hanteren zodat ze toegankelijk blijven voor diverse doelgroepen, maar ook de werking en investeringen kunnen bekostigen. 
  • Logistiek: alles tijdig op de juiste plaats krijgen.
  • Inclusie: het bereiken van verschillende doelgroepen voorbij de bakfietsmiddenklasse.

Komende maanden werkt Wervel via een lerend netwerk om antwoorden te formuleren op deze uitdagingen. Heb je interesse om hierbij aan te sluiten? Laat het weten aan Arthur.

Tijd voor ontmoeting en ontspanning

Naast de verschillende presentaties en workshops was er uiteraard genoeg tijd voor ontspanning. De 30 vrijwilligers, allemaal met verschillende achtergrond, leerden elkaar in fijne sfeer kennen.

Vrijdag zorgden Staf en Emilie voor de gezelligheid met een concertje en tafelden we uitgebreid samen. Het hele weekend zorgden de mensen van Eethuis Karoot voor geweldig lekker eten. Karoot maakt niet alleen lekker eten maar is ook een mooi coöperatief project. Binnenkort willen ze een coöperatief eethuis openen in Gent,  waar iedereen aan democratische prijzen een lekkere en gezonde maaltijd kan krijgen.

De ontmoetingen, de fijne gesprekken of de boswandeling waar onze collega Xander in zijn rolstoel door de modder gesleurd werd, het deed deugd. Of om Elien, één van van de deelnemers aan het woord te laten: ‘ik vond het Wervelweekend heel inspirerend. Ik heb veel bijgeleerd over het belang van bodems, ook al ben ik er in mijn werk regelmatig mee bezig. En ook het sociale component van samenwinkels vond ik de moeite. Ik heb vooral veel toffe mensen leren kennen en ben aangezet tot actie zoals iedereen heeft kunnen merken’. En die gesprekken, die gingen nog door tot in de late uurtjes.

Inspiratie op bioboerderij ’t Ambrozijn

Zondag sloten we het weekend af met een bezoek aan de kleinschalige bioboerderij ’t Ambrozijn. De enthousiaste Christel leidde ons rond en vertelde uitgebreid over de mogelijkheden en uitdagingen die bij het beheer van haar drie hectare landbouwgrond horen. Op ’t Ambrozijn kweken ze biologische groenten en kleinfruit. Op deze boerderij geen pesticiden, kunstmest of monocultuur. 

Op de twee velden van ’t Ambrozijn staan meer dan 40 verschillende teelten.  Ze willen hun bodem ook meer geven dan ontnemen. Want met een levende bodem voelen planten zich goed en kunnen ze zonder chemische hulp opgroeien.

Een mooi voorbeeld was het verhaal over haar asperges. Toen ze die een aantal jaren terug voor het eerst plantte, kwamen ze vanuit het niets: de insecten die het specifiek op haar asperges hadden gemunt. Ze belde rond naar andere boeren. ‘Spuit er pesticiden op, er is een type dat ook mag in de bio’ was de raad. Maar daar wilde Christel niet van weten. Het eerste jaar verwijderde ze zelf manueel alle insecten. Het  volgende jaar opnieuw. Het derde jaar opnieuw. Er kropen veel uren werk in maar wat gebeurde er na drie jaar? Het aantal insecten die de asperges opvraten nam af want hun natuurlijke vijanden kwamen terug. Vandaag heeft Christel een mooie asperge-oogst en dat zonder afhankelijk te zijn van pesticiden.

Het kweken van lekkere groenten en fruit is niet zo moeilijk, vindt Christel. Het verkocht krijgen is wel een uitdaging. Op ’t Ambrozijn werken ze met groente en fruitpakketten die ze naar verschillende afhaalpunten brengen of opgehaald kunnen worden. Met 220 vaste klanten voor hun groentepakketten hebben ze nu een vast inkomen wat zekerheid geeft. Maar om meer marge te hebben, zouden ze nog meer klanten voor hun pakketten moeten vinden.

Want er blijven veel uitdagingen: de bioboerderij beheren met alles wat erbij komt, de verkoop regelen én dan nog eens de communicatie voorzien is ontzettend veel werk. Het is ook heel moeilijk om goeie arbeiders te vinden en ze ook goed te betalen. Voor het geld moet Christel het zeker niet doen. Maar Christel blijft gaan. Met passie en liefde voor haar stiel.

Bedankt voor de inspiratie

Bedankt aan alle deelnemers voor de inspiratie, motivatie en fijne sfeer! De komende maanden nemen wij de inzichten en ideeën mee in ons werk. Wil jij daar een rol in spelen? Laat het ons zeker weten.